
“Hij zocht opvulling, ik zoek aanvulling.”
HIEPERDEPIEP HOERA, ik heb wat te vieren en dat doe ik liever samen, dus bij deze mijn traktatie: een lap tekst.
Vandaag behoor ik twee jaar tot het clubje waar ik nooit bij wilde horen.
Tja, zoals ik al zei in mijn vorige verhaal: ik houd niet van groepjes, maar soms is er geen ontkomen aan.
Ook best kut dat ik een soort onbedoeld boegbeeld ben geworden, omdat ik er inmiddels óók de voordelen van inzie.
Vandaag ben ik namelijk precies twee jaar gescheiden.
Nu wil ik dit absoluut niet aanraden, want ik ben een groot voorstander van vechten tot het bittere, zure, oncomfortabele einde.
Maar er zijn uitzonderingen waarbij ik wel zeg:
joh, scheid (ha-ha) er alsjeblieft mee uit. Trekken aan een dood paard heeft totaal geen zin.
Ik persoonlijk heb er inmiddels nul moeite mee om bij deze club te horen. Sterker nog, als ik mijn rijbewijs erbij pak, word ik er direct aan herinnerd.
De gemeente is nogal ouderwets, en aangezien ik destijds geen naamswijziging had doorgegeven, gingen ze ervan uit dat ik het oldschool type ben dat graag de naam van haar partner draagt.
Daarna moest ik mijn rijbewijs verlengen, en toen dat was gelukt, kwam ik erachter dat ik ineens twee achternamen had.
Afijn, de gemeente heeft daar wel over nagedacht. Ik vertik het om m’n geld uit te geven aan een nieuw stukje plastic, dus nu staat er: de Witte e/v …
Ooit stond dat voor echtgenote van. Nu heb ik verzonnen dat het ex van betekent. Niks aan gelogen. OPGELOST.
Tot op heden heb ik geen nieuwe relatie gehad. Dat komt vooral door mezelf, omdat ik er totaal niet fanatiek naar op zoek ben. Ik zit niet meer op datingsites en m’n vishengel laat ik ook altijd thuis.
Eigenlijk ben ik zelf ook ouderwets als het op liefde aankomt.
Ik wil gewoon in real life tegen een leuke dude aanlopen.
Eentje met lef en die ook van actie houdt.
Om vervolgens op date te gaan waarbij hij netjes de deur openhoudt en zegt dat ik er schattig uitzie in m’n zorgvuldig uitgekozen jurkje.
Ik ben ook niet het type dat roept: “ik heb geen man nodig” of “ik wil nooit meer samenwonen”, wat tegenwoordig een trend lijkt te zijn.
Mag hoor, you do you, maar die voorwaarden heb ik niet.
Vandaag ga ik uitleggen waarom ik nog steeds vrijgezel ben.
Want ondanks dat ik al redelijk wat dates en ervaring heb gehad, waarbij er genoeg chemie en stofjes loskwamen waar je compleet van in de war raakt, ben ik nooit overstag gegaan.
Ze winnen het gewoon niet van mezelf.
En ik heb een prachtig voorbeeld dat dat alles perfect samenvat.
Niet om alles over één kam te scheren, maar om een punt te maken.
Ik kan het in geuren en kleuren vertellen, want hij kwam van de andere kant van de wereld en woont inmiddels een paar landen verder.
Niemand die hem kent, niemand die hem tegenkomt.
Moeten we even voor terug in de tijd.
Thailand
Twee jaar geleden, ook op 27 november, vond ik het een goed idee om naar Thailand te vliegen omdat ik een vakantie had verdiend.
Ik had behoefte aan zon, zee, strand en nul verwachtingen. Ik had geen plan.
Het enige wat ik vast had staan, was bij aankomst twee nachten Bangkok.
Ik wist ook dat ik daar een vriendinnetje zou meeten die op doorreis was.
Precies genoeg tijd om één nacht heel Khao San Road uit te spelen.
Gatverdamme, dat hebben we fantastisch gedaan.
Als twee losgeslagen pubers hebben we daar emmertjes gif weg lopen klappen alsof ons leven ervan afhing.
Het gevolg was een megakater waar ik de dagen daarna flink van moest bijkomen.
Vervolgens verplaatste ik me naar Phuket.
Ik ben vaak genoeg in Thailand geweest om te weten dat ik dit geen leuke plek vind, maar een kennis van mij verbleef daar in een luxe oord met nog genoeg ruimte om te crashen.
Zij gingen golfen, ik lag de hele dag te maffen aan het zwembad, zodat ik ’s avonds net genoeg puf had om een hapje te eten en gif met gif te bestrijden.
Na een paar dagen 24/7 samen met gezelschap te zijn geweest, wilde ik graag wat tijd alleen.
Ik besloot naar Koh Phi Phi te gaan.
Verrassing
Eenmaal op de boot die mij naar het eiland zou brengen, ging ik op een bankje zitten met demonstratief mijn AirPods in: niet tegen mij praten.
Hielp niet, want binnen enkele minuten gingen er — ondanks voldoende ruimte — twee Thaise mensen naast mij zitten (ik noem bewust geen geslacht, want dit was discutabel).
Zij hadden het briljante idee om vriendinnen met mij te worden en haalden alles uit de kast. Of nou ja, alles: hun troef waren flessen alcohol die ze om de vijf seconden in m’n gezicht drukten.
Een paar meter verder had een man plaatsgenomen. Hij vond het hele tafereel uiterst vermakelijk en zat gniffelend te aanschouwen hoe de ‘dames’ indruk probeerden te maken.
Ze wilden een fotoshoot met mij en ik gaf me over.
Prima, dacht ik, maar die knakker komt er dan ook bij op. Wat nou: alleen maar kijken en lachen.
De man werd erbij geslingerd en stelde zichzelf voor. Vanaf nu noem ik hem L. in dit verhaal.
Tussen de schreeuwende ‘dames’ door raakten we aan de praat — gewoon oppervlakkig, zoals dat op reis gaat.
Er werden foto’s genomen en eenmaal aangekomen op bestemming stonden we in de rij om onze bagage op te halen, waar we ontzettend hebben gelachen toen er ineens een hoofd van onder de toonbank tevoorschijn kwam dat vrolijk schreeuwde:
“HI ELISE, my friend!”
Bleek dat een van de straalbezopen ‘dames’ een werknemer was op de boot. Ze had eigenlijk achter de kassa moeten zitten bij de snack corner gedurende de trip.
Gotta love travel life.
Anyway, hij vroeg of ik zin had om later nog weer te meeten.
Ik gaf hem mijn nummer en zei dat hij zijn plannen maar moest doorappen — dan kon ik bedenken of ik aansloot, ja of nee.
We scheidden onze wegen: ik naar mijn hotel en hij naar zijn verblijf.
Eenmaal in het hotel had ik getukt, een massage gehad, mezelf opgefrist en gevoerd.
Inmiddels had hij een berichtje gestuurd dat hij op een strandfeestje was beland waar hij andere mensen had ontmoet.
Had ik ook wel zin in eigenlijk, dus ik ging zijn kant op.
Ondanks dat we met een groep waren, hadden we het vooral gezellig met z’n tweeën.
We kletsten, dansten en hebben keihard gelachen samen.
Het was een knappe vent om te zien, maar ik ben nogal een slaaptablet als het gaat om ‘interesse’.
Bij mij gaat dat langzamer dan gemiddeld voor ik een conclusie trek.
Het enige wat ik wist, is dat ik niet per se zat te wachten op een nieuwe relatie en het vooral leuk wilde hebben.
Inmiddels was het middernacht toen ik de volgende ronde drankjes ging halen.
Ik liep terug, keek om me heen — waar was de groep ook alweer? — draaide me om en liep vol met m’n snufferd tegen het gezicht van L. aan.
Hij zoende me.
WOW.
EUHM.
VERRASSING.
Ik schrok me de pleuris, trok me even terug, waarop hij me boevig aankeek en ik dacht:
oh ja, dit vind ik eigenlijk wel leuk.
Om vervolgens tegen zijn snuitje aan te lopen.
De Prullenbak
Het is maar goed dat ik vooraf geen plan had gemaakt, want dankzij L. had ik die anders regelrecht de prullenbak in kunnen pleuren.
Hij was leuk en precies waar ik op dat moment behoefte aan had.
Een eigenzinnige Braziliaanse man: creatief, avontuurlijk, en zijn humor bezorgde me regelmatig intense spierkrampen.
Hij was ook slim, kwam vaak met rare, bijzondere feitjes waarvan ik dacht: wow, wat tof.
En hij had één groot voordeel: dat Portugese accent.
Daar krijg ik dus écht de rillingen van — vind ik woest aantrekkelijk.
Aangezien we allebei ons eigen verblijf hadden, spraken we de dagen daarna af wanneer het uitkwam.
We deden ons eigen ding: ik ging nog een dagje duiken, hij deed een andere tour.
Maar meermaals per dag troffen we elkaar wel ergens.
Het ging vanzelf.
Op dag vier moest hij uitchecken uit zijn verblijf.
We hadden die dag samen een snorkeltour geboekt, en aangezien we pas aan het eind van de dag terug zouden komen, moest hij nog een nacht blijven op het eiland.
Zijn hotel was volgeboekt, en op de een of andere manier besloten we tussen neus en lippen door dat hij die nacht bij mij zou tukken.
Háái vakantieliefde!
Dat laatste bleek toch een van mijn mindere beslissingen te zijn, want we zaten nog in de ‘elkaar leren kennen’-fase.
We gingen de hele dag snorkelen en — zoals bij bijna elke tour — bewaarden ze het beste voor het laatst: Shark Bay.
Nu ben ik een zeemeermin en krijg je mij met moeite uit het water. Ik spartel er vrolijk op los met een snorkel in m’n smoeltje om ‘oeh’- en ‘aahtjes’ uit te delen.
Alleen was de rest van de groep inmiddels moe.
Uiteraard wilde iedereen wel haaien zien, dus deed men toch een poging — inclusief L., die ook kapot was.
De haaien deden verstoppertje en één voor één gaf iedereen het op.
Dus ook L., die tegen mij zei: “Ik ga naar de boot, ik zie je zo.”
Ik knikte en zei dat ik nog even verder ging.
Hij stak z’n duim op en zwom weg.
Op dit soort tripjes zijn er altijd gidsen mee.
Ik vind gidsen leuk, en binnen tien seconden heb ik ze al 329.232 vragen gesteld, waardoor ik al snel vriendjes met ze ben. Ze mogen bij mij honderduit praten over hun passie, en ik hang aan hun lippen.
Zo ook nu.
Gidsen weten precies waar ze moeten wezen, dus blijf ik altijd in hun buurt.
Eén van de gidsen zag mij als the last woman standing en zwom naar me toe.
“Kom,” zei hij.
Meestal krijg je een uur op een locatie.
Of je nu met z’n allen in de boot blijft zitten of niet, ze gaan niet eerder terug — anders gaan mensen zeiken dat ze hun geld niet waard waren.
Dus maakte ik optimaal gebruik van mijn tijd.
Toen ik uiteindelijk samen met de gids weer op de boot kwam, keek iedereen een beetje vermoeid.
Sommigen zelfs geïrriteerd, want ze wilden terug naar het eiland.
Ik kletste nog wat met de gids, die net als ik he-le-maal enthousiast was.
We hadden vier haaien gezien, waarvan één de grootste blacktip reef shark die ik ooit heb gespot (en dat zijn er veel).
Uiteraard hoorden anderen dit.
De één wilde mijn GoPro-beelden zien, de ander dacht: bitch, ik wilde ze ook zien.
L. behoorde tot de laatste categorie.
L. had nog nooit een haai gezien en was bloedchagrijnig (eigenlijk gewoon teleurgesteld).
Hij wilde niet praten.
Ik besloot hem maar te laten, want blijkbaar droeg ik niks bij, en ging met anderen kletsen.
Eenmaal bij het hotel was er nog niks veranderd, dus besloot ik hem wat ruimte te geven (en mezelf ook).
Ik ging naar het strand en belde een vriendinnetje.
Ik legde haar uit dat hij pissig op mij leek, maar ik niet helemaal snapte waarom.
Waarop zij zei: “Maar waarom bleef je niet bij hem?”
Ik begreep niet wat ze bedoelde.
Ze voegde eraan toe: “Ik zou het ook niet leuk vinden als ik in mijn eentje terug moest zwemmen om vervolgens alleen te wachten op een boot.”
Het kwam er eigenlijk op neer dat ik egoïstisch was.
Wat ik al helemaal niet snapte.
Waarom mocht ik niet lekker poedelen?
Misschien had ik mijn longen uit m’n lijf moeten schreeuwen dat ik haaien zag?
Hmm, nee. Niemand had me kunnen horen — we waren veel te ver weg.
Daarbij komt: zo’n beest luistert echt niet naar mij als ik zeg:
“Hey vriend, even hier blijven, oké? Er komen zo wat mensen aan die met je op de foto willen.”
Ik had mee kunnen gaan naar de boot in de hoop dat een van de gidsen had gezegd:
“Hey Sharkie, zie je die boot daar? Daar zitten mensen op die heel moe zijn maar jou wel graag willen zien.
Wil je alsjeblieft even je vinnetjes uittrekken en een loopje over de catwalk doen?”
Nope, ging ‘m allemaal niet worden.
Afijn, ik liep naar L., maar hij bleef erin hangen.
En we zaten op één kamer.
Dat was kut.
Hij begon te praten en eigenlijk kwam het op hetzelfde neer als wat mijn vriendinnetje zei. Was geen speld tussen te krijgen. Ik besloot maar gewoon mijn mond te houden en er he-le-maal niks van te begrijpen.
Vanaf hier werd het er niet gezelliger op, want hij begon te trekken en ik te duwen.
Uit elkaar
We hadden allebei al bedacht dat we hierna naar Chiang Mai wilden, en dat hadden we ook al geboekt.
Vanwege de kosten wilde hij één kamer nemen, waarmee ik had ingestemd.
Daar had ik instant spijt van, want inmiddels zaten we al 72 uur bij elkaar op de lip.
Meermaals had ik hem gezegd dat ik af en toe ruimte nodig had — wat hij zei te begrijpen, maar niet meer gaf.
Ik besloot daarom aan het einde van de volgende dag terug te vliegen naar Bangkok.
Iets wat hij mij in eerste instantie niet in dank afnam, maar wat uiteindelijk het beste bleek.
Door de ruimte konden we allebei weer ons eigen ding doen.
We hielden contact, en ook hij kwam weer terug naar Bangkok omdat hij de dag daarna naar huis zou vliegen.
Hij wilde zijn laatste avond met mij doorbrengen, en ik met hem. We gingen naar een rooftopbar om drankjes te doen.
Na afloop liepen we door de stad, en midden in Bangkok loopt een grote rivier die de stad in tweeën splitst.
Ik ging zitten aan de waterkant terwijl hij wat rondliep.
Ik zag aan de overkant een tof, luxe gebouw dat helemaal verlicht was.
Ik keek naar hem en zei: “Moet je kijken, dat ziet er toch gaaf uit?”
Hij zei niks, keek een tijdje om zich heen en stak toen zijn hand uit.
“Kom,” zei hij.
Hij wilde niet zeggen waarheen, maar eenmaal aangekomen begreep ik het meteen.
Het gebouw waar ik naar had gewezen bleek een hotel te zijn — mét een eigen gondelservice die gasten naar de overkant van de stad bracht.
“Doe gewoon mee, oké?” zei hij.
We liepen naar de boot, waarbij hij ons voorstelde als hun gasten.
We stapten in, voeren naar de overkant en kwamen aan, waar we drankjes deden (uiteraard gewoon zelf betaald).
Voor het eerst waren we weer de twee mensen van de eerste dagen: twee mensen die het heel leuk hebben samen.
Het hotel was mega en leek wel een museum, dus besloten we onszelf een tour te geven.
Al rennend vlogen we door het gebouw als twee stoute kleuters, en iedere keer als we een gast of personeelslid tegenkwamen, probeerden we met een serieus gezicht te doen alsof we er wél hoorden te zijn.
De foto die je in de banner ziet, heeft hij gemaakt.
Het was onze mooiste avond van de hele trip.
Sterker nog: de hele trip is mijn mooiste ooit — om zoveel verschillende redenen.
Die avond betrapte ik mezelf er voor het eerst op iets van kriebels te voelen.
L. wist inmiddels maar al te goed dat samen in één hotelkamer niet mijn lievelings was en ging er dus vanuit dat ik daarna naar mijn eigen verblijf zou gaan.
Maar die nacht wilde ik bij hem zijn.
Niet omdat het handig was, maar omdat ik blij werd van hem.
Wat L. weer heel blij maakte.
Nu staat een vakantieliefde natuurlijk ver af van de realiteit, maar daar moesten we allebei weer naar terug.
Eenmaal thuis hadden we afgesproken dat we de verwachtingen van elkaar achter ons lieten en het wel zouden zien.
Lang verhaal kort: we hebben het geprobeerd, maar het werkte niet.
Hij kwam regelmatig naar Nederland voor zijn werk, waardoor we elkaar weer konden zien.
Maar na een lang weekend samen besloot ik hem los te laten.
Met af en toe nog wel eens de vraag in mijn hoofd of hij snapt waarom.
Ik denk het niet.
En hij is niet de eerste — ook zeker niet de laatste.
Waarom het niet werkte
Het werkte niet omdat L. en ik twee verschillende dingen nodig hadden.
Daarom werkte het tot nu toe met niemand.
Ook niet met het vriendinnetje met wie ik aan de telefoon hing — die inmiddels ook geen onderdeel meer is van mijn leven.
En eigenlijk is dat een grotere ‘afwijzing’ voor mij dan voor hen.
Ik vind dat helemaal prima, maar grote kans dat de andere partij er meer moeite mee heeft.
De grootste reden dat het niet werkte tot nu toe is het volgende:
L. was — naar eigen zeggen — verliefd op mij.
Nu kan ik dat moeilijk ontkrachten, want hij weet het beter dan ik.
Maar wat ik wél weet, is dat als L. er wat langer over had nagedacht, hij misschien nog wel eerder was weggegaan dan ik.
L. vond het namelijk vooral leuk samen, omdat hij zichzelf leuk vond bij mij.
Ik vond L. leuk om wie hij kon zijn.
Ja, lees dat nog maar een keer.
Want dat is een héél groot verschil.
Beiden geven een lekker gevoel, maar het zijn twee totaal verschillende motivaties om te investeren.
Hij was namelijk afhankelijk.
Ik niet.
En wat ik inmiddels héél goed weet, is dat dát — voor mensen die zichzelf niet kunnen dragen — de grootste bedreiging is die er bestaat.
Dan krijg ik ineens rare beschuldigingen naar m’n hoofd geslingerd.
En dat is meestal waar het misgaat.
Egoïstisch
Waarom ik het haaienvoorbeeld zo uitgebreid deel, is omdat ik het vandaag de dag nog steeds belachelijk vind dat ik daarmee werd neergezet als egoïst.
Je moet bij mij niet zeggen dat je ergens akkoord mee bent om achteraf te gaan bitchen.
Ik kan niet ruiken dat ik eigenlijk het tegenovergestelde had moeten doen.
Mij daarna beschuldigen vind ik echt lafjes.
Daarbij komt: ik vind het ongelofelijk onaardig wanneer je mensen iets ontzegt omdat jij het anders ook mist.
Weet je hoeveel dingen er aan mijn neus voorbij zijn gegaan omdat ik liep te maffen — tijdens m’n reizen of gewoon in het normale leven?
Heel veel.
Had ik m’n oogkleppen maar open moeten houden.
Mijn keuze.
Het zal me ook een worst wezen dat ik ze al eerder heb gezien.
Het zijn mijn lievelingsdieren en al zwommen ze in m’n achtertuin, dan nog hoef ik — als er niks bijzonders is — niet naast je te gaan zitten om je hand vast te houden.
Je bent zelf verantwoordelijk om kansen te grijpen.
Als je ze voorbij laat gaan, mag je de hele avond met je hoofd tegen de muur bonzen, maar ga niet tegen mij aan batsen.
Als iemand anders meer ziet dan ik?
Potverdikkie, show me the pictures!
Ik wil er alles over horen, want: fucking vet.
Vaak genoeg heb ik mezelf aan de kant gezet om een ander te ontzien.
Maar weet je wat?
Het beet mij altijd het hardst.
Heeft me zelfs een keer bijna m’n leven gekost
(oké, dit is een overdreven grapje) — moet iedereen om lachen als ik het vertel, ik eigenlijk ook wel. Maar mijn god, dat was toen niet leuk.
Zo was ik ooit in Peru, op een pittige meerdaagse hike.
Op dag drie was mijn gezelschap moe.
Gelukkig werden er paarden aangeboden voor de mensen die niet meer verder konden lopen.
Mijn gezelschap was te trots en wilde niet als enige op een paard.
Ik zei nog: “Joh, boeiend, wat maakt het uit wat anderen vinden.”
Hielp niet.
Ik had geen zin om de volgende dag de hele tijd naar gezeik te moeten luisteren, dus besloot ik mezelf op te offeren en vroeg aan de reisleider: “Mag ik morgen een paard?”
Waarop vervolgens ineens nog tien anderen hun hand opstaken.
Mooi, dacht ik.
Dan is niemand alleen en kan ik alsnog hobbelen.
Bleek een verkeerde gedachte — want dat was blijkbaar óók niet de bedoeling.
De volgende dag kregen we onze beestjes aangereikt.
Iedereen was hartstikke blij en opgelucht.
Behalve ik.
De een na de ander riep als een comfortabele cowboy: “Good idea, Elise!”
Terwijl ik opgescheept zat met een chagrijnig paard.
Met fijngeknepen billen en trillende handjes probeerde ik haar — samen met de gidsen — bij de rand van de afgrond vandaan te trekken, maar luisteren deed ze niet.
Living on the edge was haar motto, en ik heb ik weet niet hoeveel schietgebedjes gedaan om niet gezamenlijk het ravijn in te flikkeren.
Kortom: als mijn nukkige suïcidale paard wél was gesprongen, dan was ík alsnog degene geweest die de keuze maakte om erop te gaan zitten.
Ha-ha.
Eigen schuld.
Afgekeurd
Tja, ik heb eigenlijk best wel een groot spoor achter me liggen van verbroken, niet-werkende relaties.
Zit ik niet mee, en ik twijfel er ook niet over of er iets mis met mij is.
Mijn logica wijkt vaak af van de norm — en dat ben ik inmiddels wel gewend.
Eigenlijk moet je bij mij alles omdraaien wil je het begrijpen.
Althans, dat doe ik zelf: hoe zou ík willen dat een ander reageert?
Wat hoop ik dat een ander mij gunt?
Etc.
Het laatste wat je bij mij moet doen, is vergelijken.
Op de meeste dates zat ik met mannen die een verlanglijstje bij zich hadden: wat iemand moet hebben, zijn of willen.
Bovenaan: je mag niet op m’n ex lijken.
Joh dude, dat snap ik — als dat je droomvrouw was, waren jullie nog samen.
Zo hadden L. en ik allebei net een relatie achter de rug.
Op de eerste dag had ik terloops gezegd dat ik in een scheiding zat, gewoon als mededeling.
Meer hoefde hij niet te weten.
Het was genoeg om te begrijpen dat ik niet op m’n best was.
Bij L. kwam ik daar pas later achter.
Als ik iets deed wat hem triggerde, sloeg hij in één keer om en haalde uit naar mij.
En vlak daarna volgde steevast een uitgebreid verhaal over zijn ex — wat ze had gedaan, dat ze blijkbaar niet leuk was.
Bedankt dat je mij net vergeleek met haar, denk ik dan.
Het enige wat ik daarop te zeggen heb is:
ik ben niet je ex.
Ik ben niet jij.
Ik ben Elise.
Blanco pagina in het transcript.
We hebben allemaal een verleden, maar als je dat niet daar kunt laten, moet je met iemand gaan praten.
Ik wil met alle liefde naar je luisteren, maar laat mij er verder buiten. Ik draag het niet voor je — ik heb m’n eigen rugzakje.
Maar goed, zo ben ik om nog veel meer redenen afgekeurd.
Ik heb op een date gezeten waarbij mij werd verzocht mijn blazer uit te trekken en m’n rug te showen.
Blijkbaar te gespierd, dus dat werd niks.
Okee.
Er was een gezellige meneer die allemaal vinkjes achter mijn naam zette en bedacht dat we in de toekomst alles samen konden doen.
Raakte ik van in paniek, want sommige dingen doe ik graag alleen.
Heb ik het ook mee verknald.
Okee.
Sommige mannen lieten in het midden wat ze nou eigenlijk wilden.
Dat is prima — ik wil zelf ook niet direct overal een label op plakken.
Liever go with the flow.
Maar naarmate de tijd vorderde, kwam ik er wel eens achter dat ze alleen het ‘beste’ stukje van mij wilden.
Het liefst vooral fysiek.
Daar hadden ze dan inmiddels toestemming voor — maar dan denk ik al snel: ik vind dit echt knetter saai.
Met als gevolg dat ik zonder drama de beste wensen uitdeelde en vertrok. Maar dan ook echt. Helemaal. In stilte.
Raakten sommigen gefrustreerd van, want ze wilden graag zélf de bons uitdelen.
En eigenlijk was het misschien stiekem ook wel de bedoeling dat ik dan als een verliefde maniak op m’n knietjes achter ze aan bleef kruipen.
Goed voor het ego.
Maar gebeurde dus niet.
Okee.
Over die laatsten wil ik sowieso even wat zeggen, want ik vind het toch een beetje droevig voor ze dat ze er nog mee zitten.
Ik merk iedere keer ook dat ze niet zo goed meer functioneren in mijn buurt.
Wat mij betreft laten we het bij vriendelijke hallotjes en doeitjes, want volgens mij is er geen probleem.
We willen gewoon andere dingen in het leven.
Als je wilt weten waarom je geen hele grote indruk bij mij hebt achtergelaten — dat is niks persoonlijks.
Je hebt gewoon bij de verkeerde ingang aangebeld. Kan gebeuren.
Ik snap dat dat verwarrend kan zijn, want achter beide deuren ligt een sleutel naar diepgang.
Het verschil is alleen: bij de ene laat je zien over wat voor apparatuur je beschikt en of je ermee overweg kunt.
Bij de andere laat je zien of je naast dat nog meer in de aanbieding hebt.
Inhoud misschien?
Gevaarlijk
Brrr. Geen controle, geen grip. Dat is spannend.
Er zijn twee mannen geweest die het lef hadden om zich eerlijk uit te spreken over wat ik met hen deed.
Vind ik oprecht heel dapper — daar scoor je punten mee bij mij.
Hun eindconclusie vond ik alleen om te janken.
Ze zeiden allebei: “Ik kan jou niet aan.”
Alsof ik een puppy ben, en de eigenaar was gezakt voor de opvoedcursus.
Het is precies het type waarbij ik kan lullen als brugman, maar de enigen die ze daarbij kunnen helpen zijn ze zelf.
Mijn god, wat is je zelfbeeld dan naar de galemiezen.
Hier gaat het namelijk helemaal mis in de koppies van sommige mensen.
Als het om relaties gaat, zijn we niet bezig met een spelletje Risk.
We zijn geen landjes aan het veroveren die je vervolgens te allen tijde moet verdedigen om ze te kunnen behouden.
Stop. Daarmee.
Een goed functionerend, gezond mens kán het alleen.
Die is niet afhankelijk, maar kiest ten alle tijden voor eigen geluk en het bijbehorende pad.
Dat klinkt heel intimiderend — schrikt zelfs veel mensen af.
Maar als dit soort mensen voor je kiezen, is dat het grootste compliment dat je kunt ontvangen.
Want wat ze eigenlijk zeggen is: ik kan mijn leven prima in mijn eentje doen, maar wat jij te bieden hebt, dat kan ik mezelf niet geven. Dus ik maak ruimte voor jou.
Je hoeft niet achter mij aan te zitten en ik ook niet achter jou.
We ontmoeten elkaar halverwege.
Daar hoef je absoluut niet aan te twijfelen, niet te wantrouwen, niet extra je best voor te doen.
Alleen maar jezelf te zijn.
En hier is de keerzijde — wat het zo eng maakt voor velen:
alles wat stoort, ruis geeft, zuigt?
Daar lopen ze bij weg.
Niet omdat ze zichzelf te goed vinden, maar omdat ze weigeren iets in te moeten leveren van zichzelf.
Genoegen nemen met minder.
Kleiner worden, alleen maar om naast iemand te mogen staan.
Dat wil niet zeggen dat het niks doet, hè — dat is een heel ander verhaal.
Er zijn óók mensen geweest waarvan ik had gehoopt dat het wel had gewerkt.
Omdat ik ze oprecht heel leuk vond.
Mensen waarvan ik begreep dat ze het moeilijk hadden, en die ik absoluut had willen bijstaan.
Maar vaak zochten ze niet iemand die ze steunde, maar iemand om op te leunen.
Ik mag dan wel een sterk meisje zijn, maar ook ik lek als ik me omring met de verkeerde. Mijn kracht houdt stand dankzij de juiste mensen.
Dat is waarom ik wegliep bij L.
Want ik zoek een aanvulling.
En waarom L. het niet kon bij mij:
hij zocht opvulling.
Tot slot
Nou, nu weet je waarom ik nog vrijgezel ben.
Omdat ik niet in hokjes pas.
Omdat het soms cherry picking is — en ik me daardoor als een gespleten keuzemenu voel.
Omdat ik niet altijd de kans krijg om te zeggen wat ík wil of nodig heb.
Omdat ik geen blanco blad ben, maar al een ingekleurd poppetje.
En vooral omdat ik mezelf kan dragen — wat blijkbaar wordt verward met een eigenzinnige, egoïstische draak die niemand nodig heeft.
Oftewel: ik ben de man die het met mij aan dúrft nog niet tegengekomen,
en dat vind ik hartstikke prima.
Zolang ik m’n eigen ding kan doen, val ik vanzelf wel weer met m’n snoetje tegen een leuke man.
Wie weet wordt het wel een blijvertje.
Dat zal dan iemand zijn die zichzelf ook kan dragen.
Iemand die, terwijl ik kreunend en steunend mezelf een berg op sleep,
als een chille cowboy voorbijhobbelt en roept:
“Hey UITSLOVERS, hebben jullie het naar je zin?!”
Waardoor ik keihard moet lachen en terugroep:
“Jazeker, luiwammes!”
Omdat hij als enige op een paard zit en daar schijt aan heeft, wat anderen daarvan vinden. Omdat hij het zichzelf gunt om het af en toe wat makkelijker te maken.
Wat hem echt heel cool maakt. En nog aantrekkelijker.
Die het oké vindt om niet constant hand in hand te lopen en af en toe even een andere route te nemen.
Is ook leuk, want dan heb je elkaar nog eens wat te vertellen.
Zegt hij aan het einde van de dag: “Wow, ik zag onderweg in een vijver een haai zwemmen, jij ook?”
En dan zeg ik: “Shit, nee, wat jammer. Maar wat ontzettend cool voor je!”
Hij geeft me dan een kus op m’n bolletje en zegt:
“Maar jij hebt gewoon de hele hike zelf gelopen, dat vind ik knap, schatje.”
Waarop ik trots naar hem lach en denk: is ook zo.
“Jeetje Els, wat een fantasie heb jij.”
Vind je? Dit soort avonturen horen gewoon bij mijn realiteit. Verzin ik niet — ik leef zo. En ik ben ook niet van plan om het voor minder te doen.
Weet je wat misschien wel het mooiste is?
Dat ik er zó oké mee ben, juist omdat ik mijn verleden recht heb aangekeken.
Omdat ik het niet wegduw, maar meeneem.
Degene die ooit naast me komt te staan, krijgt dat verleden er gewoon bij maar niet als last, als (rij)bewijs.
Als iets wat mij gevormd heeft, niet wat me beperkt.
Ik word verliefd op iemand die me niet bij probeert te benen, maar het leven net als ik uitdaagt. Gosh als je dat kunt? Dan ben ik verloren — op de beste manier. *ding dong*
Tot die tijd vermaak ik me prima in een zee vol haaien.