De trap, de kelder en de tompouce

“Ik ben gebouwd op karakter.”

Ja hoi, daar ben ik weer.
Allereerst mijn welgemeende excuses. Voor iemand die zo min mogelijk verwachtingen wil, moet ik ook eens kappen met verwachtingen scheppen. Ik kan geen kastelen bouwen op commando, zo werkt mijn brein niet. Dus vanaf nu worden de onderwerpen van mijn verhaaltjes een verrassing. Veel leuker. Dan kan mijn hoofd vrij schrijven en krijg ik geen pruillipjes omdat er bij het F5-en geen nieuwe content tevoorschijn komt.
Wat ik wél kan beloven: mijn vorige verhaal was niet het einde, maar het begin.

Eigenlijk zou ik verder gaan op de Sex and the City-tour, maar de timing is ruk. En eerlijk: zoveel raakvlakken heb ik niet met Carrie. Zij schrijft, ik ook. Met Miranda deel ik het juridische werkveld, met Charlotte het morele kompas en ik heb dezelfde gedrevenheid als Samantha
(op welk vlak laat ik even in het midden 😉).
En jammer genoeg woon ik ook niet in New York.

Mijn afwezigheid de afgelopen tijd had één reden: ik heb mij volledig gestort op een tweedaagse CrossFit-wedstrijd. Iets hoger niveau dan ik gewend was, dus ik ging all-in met trainen, rust, voeding en discipline. Het mooiste resultaat?
Niet het scorebord. Dit verhaal.

Wat ik daaruit haalde gaat verder dan sport. Het was weer een bevestiging. Mooi toch, hoe ervaring altijd de waarheid terugduwt in je gezicht? Ik ga het vandaag hebben over waarde en zelfbeeld. Ja, ooit ook over relaties en vrijgezellenland, maar dit moet eerst. Want mijn waarde is iets wat ik anderen ook gun. Kijk maar even of je er wat mee kunt.


Trapjes

Tja, ik denk… eigenlijk weet ik wel zeker dat er mensen bestaan die mij niet helemaal kunnen peilen. Mysterieus vinden zelfs. ‘Er is iets met dat meisje, maar ik snap niet precies wat.’ Wat ik zelf geinig vind, want ik heb deze website waar best veel privéshit op staat en je hoeft het alleen maar te vragen. Maar ik begrijp het wel.

‘Cut the crap Els, what is up with you?!’
Ja ja, ik ga in strippermodus, tjeez, give me a break.
Het is toch niet leuk als ik gelijk alles weggeef?
Where’s the fun in that?

Wanneer je nooit verder bij mij bent gekomen dan de oppervlakte, komt er een geinige plot twist. Er zijn namelijk genoeg mensen die zeggen: ‘Elise, die is bikkelhard en bestaat voornamelijk uit spieren’. BUZZER: eeeeeeeeeeeeh — FOUT.
Ik besta bijna volledig uit gevoel. Van mijn top tot in mijn kleinste teen. De rest van de ingrediënten: standaardonderdelen, aspartaam + een extra nier (ja echt, productiefoutje).

Ik besta uit lagen. Jij ook trouwens, maar die van mij gaan vaak dieper. Echt heel diep. Vergelijk het met een trap.
Daar waar mensen elkaar kruisen op straat?
Dat is de begane grond: de oppervlakte.

Ik kijk, jij kijkt en we zwaaien:
‘Jo, alles goed?’
‘Ja lekker, met jou?’
‘Mooi man, ja ook. Leuk om je weer te zien, je ziet er goed uit.’
‘Thanks, jij ook. Later!’

Dan heb je nog mensjes die dóórvragen. Verdieping lager.
Hoe het op je werk gaat, of je nog een PR’tje hebt gescoord in de gym, of je het alfabet al achterstevoren kunt opdreunen (niet geheel onbelangrijk).

Die bovenste twee? Dat zijn de standaardlagen.
Helemaal prima. En na verloop van tijd kom je erachter of er meer in zit — of niet.

Nou, ik heb dus een kelder. Veel mensen snappen er de ballen van. Hoeft ook niet. Ik neem je een klein stukje mee.
Niet omdat iemand erom vroeg, maar zodat je even ziet waarom ik fundamenteel sterk sta en mezelf altijd kan (ver)dragen.

Mocht je lui zijn en de lift willen pakken kun je beter alvast afhaken, want die is er niet bij mij. Ik neem nooit de korte of makkelijke route.

Laag 1
Is wat jij en ik allebei waarnemen als we in de spiegel kijken: onze verschijning, de verpakking waar we niet omheen kunnen en waar voor heel veel mensen hun zelfbeeld en waarde wel op proberen te baseren. Laat ik maar gelijk even de toon zetten:
als ik in de spiegel kijk, zie ik niet het mooiste meisje van de klas verschijnen. Ik zie daar gewoon Elise, mezelf.
En misschien werkt dit bij mij iets anders dan bij anderen, maar ik heb gelukkig nooit sterk de behoefte gehad om mij te vergelijken met iemand anders.

Ik staar niet naar mezelf met het verlangen dat de schepper mij had moeten voorzien van Pamela-Anderson-bulten of de achtergevel van Kim Kardashian. Vind ik soms wel jammer en zou ik boos om kunnen worden, maar het is wat het is. Het voordeel van niet op die dames lijken, is ook dat de tijd ons allemaal inhaalt. Na verloop van tijd begint het verzakkingsproces in te treden.
Maar wat je niet hebt, kan ook niet gaan bungelen. Ha.

Over het algemeen weet ik van mezelf dat ik niet zoveel te klagen heb. Er zijn dagen dat ik mezelf een knipoog geef en zeg: ‘pfoh, je bent goed gelukt vandaag, Els’. Maar er zijn ook dagen dat ik gelijkenissen zie met een zwijntje of constateer dat er overeenkomsten zijn met een dweil. Wat die laatste dagen betreft: mijn zus zegt altijd: ‘If you feel like a five, dress like a ten’. Dat helpt vaak. Dan hijs ik me gewoon in een kek glitterpakje en voorzie mezelf van een extra likje verf op mijn gezicht. Goede afleidingsmanoeuvre.

Als je nu een beetje goed leest, dan kun je al concluderen dat als ik mijn waarde en zelfbeeld baseer op mijn verpakking, dit iedere dag fluctueert. De ene dag is beter dan de andere en dat is geen lekkere houvast. Vind ik niet betrouwbaar en heb ik daarom al heel lang geleden van tafel geflikkerd. Doet niet mee.

Eigenlijk kijk ik vooral naar mijn gezichtsuitdrukking en houding in de spiegel. Dat zegt meer dan woorden kunnen. Als mijn oogjes twinkelen, doe ik het goed en als ze als een doffe mossel voor zich uitstaren, weet ik hoe laat het is. In dat geval kan ik alle toeters en bellen tevoorschijn toveren, maar dat heeft toch geen zin. Die ogen krijg ik alleen weer lekker in het kassie als ik me focus op de binnenkant.

Laag 2
We gaan een trapje naar beneden — richting de binnenkant, naar mijn skills.

Nou ehm, ik heb meerdere studies gedaan en wat diplomaatjes behaald. Met die kennis verschillende banen gehad en ik ben nog nooit ontslagen, dus daar deed ik blijkbaar iets goed. Daarnaast was ik ook nog personal trainer en CrossFit-coach. Verder heb ik mezelf een hoop aangeleerd via filmpjes en boekjes en aan-kloot-praktijken, waardoor ik inmiddels onder andere een camera kan bedienen en geinige beelden in elkaar kan knutselen.

Ik heb veel geleerd op mijn reizen en als Google en Mr. Chad (GPT) mensen waren in plaats van robots, hadden ze me allang aangeklaagd voor cyberstalking. Ook in real life vraag ik de hele dag door dingen aan random mensen: hoe-wie-wat-waarom-wanneertjes. Resultaat: ik heb best veel algemene kennis.

Dan mijn fysiek. Ik kan onder andere ondersteboven lopen, een marathon volbrengen en 2,3 keer mijn eigen lichaamsgewicht optillen. Oftewel: ik ben fit.

Misschien heb ik geluk dat ik ben geboren als leergierig wezen dat graag dingen ontdekt en leert. Maar mijn waarde en zelfbeeld daaraan ophangen? Mwah.
Het merendeel hiervan is aangeleerd en trainbaar.
Wat maakt dit mij? Een goede student.
Die weet dat ze zelf nog niet zoveel weet.
‘Mooi gezegd, Els.’
Eh, dat is gewoon een aangepast citaat van Socrates die dit al eerder begreep dan ik. Zie je? High five gaat naar hem.

Ik vind het knap van mezelf dat ik dit kan — en handig dat ik er rekeningen mee kan betalen — maar als ik morgen met al het bovenstaande kap, staat er zo iemand anders op mijn plek. Als ik mijn waarde baseer op wat ik kán, dan moet ik blijkbaar altijd blijven leveren en presteren om het te verdienen.
Mwah, vind ik matig.
Geen garantie dat ik het blijf doen of kunnen.

Laag 3
Komen we bij de kernlaag.
‘Oh my god, she’s going naked. Finally’.

Ik ben dus zo’n gevoelsmiep die alles voelt. Ja, echt alles. Zelfs wat niet van mij is maar van een ander.

Er zijn tijden geweest dat ik me afvroeg, -wanneer ik per ongeluk op een mier stapte en die net tussen het schoenprofiel weg piepelde- of hij of zij geen gigantische hoofdpijn had door mijn toedoen. Dan zei ik voor de zekerheid sorry en bleef nog even staan om te checken of er niet werd gebarft, wat een duidelijk symptoom van een hersenschudding is.

Dat voelen van mij geldt voor elk levend organisme. Ik vond dat lange tijd echt helemaal kut, doodvermoeiend vooral. Maar inmiddels weet ik dat dit het fundament is van mijn kracht.

Daardoor blijk ik een vet tof mens te zijn. Ik geef namelijk heel veel om anderen. En deze laag – de kern – gaat over wie je bent. Dat is fantastisch nieuws, want wat er ook gebeurt: daar ben je (medische uitzonderingen daargelaten) zelf bij en dat kun je ook helemaal zelf bepalen.
Al vliegt je hele inboedel in de fik.
Al verlies je al je ledematen en skills.
Of mislukt er een plastisch-chirurgische ingreep.
Wie je bént blijft staan.

En wie ik ben? Ik ben gebouwd op karakter. Iemand die anderen alles gunt
(mits het niet ten koste gaat van iemand anders).

Word rijk, een model, een celebrity of de beste koekenbakker van de wereld. Koop een vliegtuig. Begin een koeienstal. Koning worden? Prima, ik koop een kroontje en noem je Willem (zonder privileges, want onze koning behandel ik ook niet anders). Je mag ook beter, knapper, sneller, slimmer zijn dan ik – ik doe wel applausjes. Blije mensjes zijn leuk.

Maar lukt het niet? Dan is er niks stuk, behalve misschien je ego. Dat verandert voor mij niks, want dat zit allemaal in de bovenste twee lagen.

Ik gun de meerderheid vooral een te gek leven met veel mooie momenten en lieve mensen. Want tja, groots is niet altijd beter. Die discussie ga ik niet aan, komt men vanzelf wel achter.
Of niet. Ik ben er waarschijnlijk ook niet bij, want ik blijf nooit lang hangen als dit is waar het allemaal om draait.

Niemand hoeft dit toe te geven hoor, maar hoe fijn is het als je bij iemand kunt zijn en niets hoeft te bewijzen. Dat je alles mag zeggen, voelen, denken. Dat je het niet eens hoeft te zijn, geen gelijk hoeft te halen en gewoon mag bestaan en doen wat jou gelukkig maakt. En daar een kusje op je hoofd of een dikke knuffel voor krijgt. Ik ken dit soort mensen.
Wait, WHUT? Ik ben zo iemand.
Veilig en gratis maar onbetaalbaar.

Ik weet wie ik ben en vergelijken is bij mij niet nodig. Deze laag is betrouwbaar. Want dit – wie ik ben – is er altijd.
En dat maakt mij zo zelfverzekerd, want ik maak er een verschil mee. Ik ben waardevol.

Leuk hè, die kern? Wacht maar.

De prijs van waarde
Maar de prijs die je ervoor moet betalen om erachter te komen wie je nou echt bent? Mwah, die is niet mals. Daarvoor moet je soms ook hele pijnlijke stukken aankijken. Dat is moeilijk.

Ik als nuchtere dorpse ‘boerin’ heb meermaals de uitspraak:
‘je moet een koe niet in de kont kijken’ gehoord.
Helemaal mee eens als dit vanuit spijt en had-ik-maartjes gebeurt; daar valt inderdaad geen flikker meer aan te doen.

Maar het heeft wél waarde wanneer je bereid bent ervan te leren. Het zegt iets over wie je was, wie je bent, maar vooral over wie je wilt zijn. Interessant voor de toekomst dus.

Want ja, ik heb waarde, maar ik ben heus niet perfect.

De kans dat ik je verjaardag vergeet, is aanzienlijk groot. Mijn geheugen is selectief en om de een of andere reden ben ik te eigenwijs om toe te geven dat ik dit soort dingen nooit uit mezelf ga onthouden. Dan denk ik op het moment suprême: ‘Shit, weer vergeten, ik had het moeten opschrijven’.
Ja, dat is dus te laat. Flapdrol.

En dat is een suf voorbeeld, maar ik heb dingen aangekeken die echt fucking pijn deden. Zo ben ik vaak genoeg tekortgeschoten als (klein)dochter, zus, als vriendin, collega — oftewel: als mens.

Inmiddels heb ik de viering van mijn tweejarige vrijgezellenbestaan al gepasseerd en als ik terugdenk aan de vijftien jaar daarvoor, toen ik in een relatie zat? Dan ben ik ook te vaak niet het liefje geweest dat ik vandaag de dag had willen zijn.
Ga ik allemaal nooit terug kunnen draaien en in veel gevallen ook nooit meer kunnen zijn.
(Maar hé, die versie van mij is wél op de weg hiernaartoe gebouwd. En zij doet het verdikkie beter dan ooit.)

Dat is een confronterende spiegel, maar die ruim ik altijd wel gelijk op. Stop ik niet weg.

Het voordeel aan dat ik álles voel, is dat ik een hekel heb om een aandeel te hebben in iemands pijn — dat kaatst namelijk regelrecht terug op mezelf en hoe ik mij voel. Dat is niet te voorkomen, want ik ga hoe dan ook weleens iemand kwetsen. Zeker omdat ik een eerlijke flapuit ben die niet om dingen heen draait en niet iedereen daar tegen kan.

Maar daar komt de topstudent weer in mij naar voren:
ik leer ervan, grijp mijn aandeel en geef die terug aan diegene zodat de ander zich weer gezien voelt.

Klopt, het verandert niks. Maar als iemand zijn vinger in de lucht steekt en zegt: ‘ik ben mij bewust?’ Dat kan een hele opluchting zijn.

Ik ben geen engeltje. Vraag maar aan mijn moeder die regelmatig met de handen in het haar zat en dacht:
‘really Elise?!’
Ik ben een boevig persoon en zoek de grenzen altijd op. Ik heb het geluk dat ik met mijn kleine postuur en schattige hoofd er met een lief lachje en een grapje vaak mee wegkom. Maar ik schaad er niemand mee. Want wat mijn topprio is: een puur en zuiver persoon zijn. Daar heeft een ander profijt van, maar ik ook.

Komen we bij het meest pijnlijke wat ik ooit heb gedaan: mijn waarde inleveren voor een ander. Ik heb mezelf ongelooflijk verraden, waardoor ik alles kwijtraakte waar ik keihard voor had gewerkt — inclusief mijn droom. Omdat ik te veel voor en van een ander voelde en daar te veel om gaf.

Het resultaat? Een doffe blik in de spiegel.
Een vermagerd meisje wiens lichaam niets meer was dan een lege huls. Geen enkele skill of prestatie kon dat nog maskeren. Ik stond op nul, zonder middelen. Het enige wat overbleef, was wie ik was.

Wie ik was? Ja, auw. Zij was niet altijd even aardig en lief. Ook al bedoelde ik het niet zo en had ik daar allemaal fantastisch mooie excuusjes en verklaringen voor. Dat is flink achter je oren krabben, kan ik je vertellen.

Toen leerde ik het belangrijkste ooit:
waarde is geen applaus. Waarde is jezelf niet verlaten.

Laat maar
Er is een moment in je leven waarop je wakker wordt en denkt: ‘hoe kan het in godsnaam dat ik de hele tijd aanwezig was, maar geen idee heb waar ik zelf stond?’

Ik weet inmiddels heel goed waar het misging bij mij.
Mijn lievelingswoorden werden door de jaren heen:
laat maar en geeft niet.
Ik ben een zeer consistent persoon: zo koos ik jarenlang consequent verkeerd. Te lang de sterke willen zijn voor de verkeerde dingen.

Ik ging niet kapot door liefde, ik ging constant kopje onder door opoffering. Om vervolgens weer boven water te komen en te zeggen: NIKS AAN DE HAND MENSEN, GAAT GOED!
*steekt duim op*. Gezellige optimist dat ik ben.

Het gevaar van te veel toegeven en het altijd bij jezelf zoeken?
Dat mensen die dit niet kunnen, het grijpen als kans om hun eigen aandeel weg te schuiven.

‘Fijn dat we er even over hebben gepraat, zullen we het hierbij laten?’
Was voor mij lange tijd genoeg. Ik had mijn geweten weer opgeschoond en de ander voelde zich weer blijer zonder ook maar iets aan te hoeven vullen (laat staat zelf opbiechten).
En door.

Geven en niks terugkrijgen. Begrip hebben voor dingen die eigenlijk nergens op sloegen.
‘Geeft niet hoor, laten we het Kumbaya-lied zingen en verder met de orde van de dag: wie wil er darten?!

Applausjes voor mij, want dan ben je echt een hele grote, sterke meid.
(dit is sarcastisch)

Er waren te veel mensen om mij heen die niet omkeken naar mij.
Vroeg ik ook niet, want ik kon dat zelf recht trekken.

Ik háátte het wanneer iemand zich kut voelde.

En ja, ik had heus wel grenzen, maar mensen die ze niet voelen, stappen er gewoon overheen.
Schoenen uitdoen?
Doen ze alleen op plekken waar ze respect voelen.

Loyaliteit zonder voorwaarden.
Dat is geen kracht, dat was mezelf sneu maken zonder dat door te hebben. Oeps.

Fixen, gladstrijken, redden.
Trouw tot op het bot, maar grenzen die ongemerkt toch steeds verder opschoven — oftewel zelfvernietiging in slow motion.

Achteraf gezien? Domste idee ooit.
Je redt niemand door zelf half te verzuipen.

En toen kwam het pijnlijkste inzicht:
Het waren niet de verkeerde mensen die mij raakten.
Ik was het zelf, omdat ik mezelf niet beschermde.

Reclaim
Pfoh, ja dat vond ik ingewikkeld. Hoe blijf ik in godsnaam mezelf als ik tegen mijn natuur in moet handelen?
Het meest voor de hand liggende antwoord is natuurlijk: grenzen.

Nou, dat is in mijn geval niet zo moeilijk, want ik ben een vrij duidelijk persoon:
nee = nee, ja = ja.
Maar goed, ook ik ging weleens voor de bijl en dan schoof het weer een tikkie de verkeerde kant op in mijn nadeel — hé, getverdikkie.

Gelukkig is alles dus trainbaar. Er is daarom ook nooit een specifiek moment geweest waarbij het knopje om is gegaan; het werd uiteindelijk gewoon steeds makkelijker.
Ik weet wel dat daar waar ik de grip terugkreeg, het kaf automatisch van het koren begon te scheiden.
Want andere mensen verloren de grip. De juiste mensen vinden dat prima, de mensen die niet bij mij passen ingewikkeld.

Maar het échte antwoord zit ’m in iets heel anders.
Ik vond het terug in actie, niet in woorden.

Er zijn drie dingen die mij weer in mijn kracht hebben gezet:

De eerste is de gym
Daar vond ik mezelf als eerst terug. Daar werd mijn lijf weer van mij. Daar leerde ik dat kracht niet in controle zit maar in aanwezigheid.
Het is dé plek waar ik eigenlijk niet eens doorheb wat er om mij heen gebeurt. Tijdens de wedstrijd vorige week kwam weer het bewijs: in een ruimte gevuld met testosteron en ego’s zie ik alleen de vloer, de attributen en hoor af en toe wat gemekker hardop uit m’n eigen systeem krijsen.
Of ik nou alleen ben of omringd ben door publiek: ik word er niet anders van, ik presteer er niet anders door.
Het is gewoon ik en mijn opdracht en ik huppel altijd weer voldaan naar buiten, ongeacht de uitkomst.
Het is mijn 100% en ik doe het voor niemand anders.

De tweede is in stilte en onderweg
Op reis of gewoon buiten kwam ruimte.
Alles wat ik voelde was alleen van mij en dat geeft me de tijd om de rest van mij af te schudden. Geen invloed, geen oordeel, geen spiegel. Alleen ik, zon, strand, bos, zuurstof.
Daar kreeg ik door dat ik niet iets hoefde te worden of zijn om te bestaan. Alles is helemaal dikke prima.

De derde is schrijven
Toen ik weer begon met schrijven — niet om leuk gevonden te worden, maar om het vast te leggen — nam ik mijn macht terug. Woorden die ik ooit had ingeslikt kwamen eruit. Rauw, eerlijk en zonder publiek in mijn hoofd. Mijn brein kon eindelijk knettertje hard razen zonder dat iemand mij hoefde bij te houden.
Dankzij mijn ouders -die me ooit verplichtten om een typediploma te behalen- kan ik er blind in hetzelfde tempo op papier logica van maken (althans, voor mezelf).
Daarmee kwam mijn eigen stem terug en kun jij dit verhaal lezen, omdat ik het zonder gêne durf te delen. Ik heb niks te verbergen.

Mijn kracht, mijn hart en mijn hoofd — met deze drie dingen kom ik iedere keer weer bij mezelf thuis en trek ik de cirkel rond.
Al die dingen doe ik alleen en daarmee kan ik mezelf ook iedere keer weer terugkrijgen naar mijn kern.
Ik kan mezelf dragen en vertrouw compleet op wie ik ben en mijn waarheid.
Niet omdat ik niemand heb, maar omdat ik alleen óók heel ben.
Zo kon ik onderscheiden wie mij optilt en wie mij omlaag trekt.

Schreeuwen
En daardoor werd het steeds stiller. Niet doodstil, maar heerlijk chill, kalm en rustig. Want waar je niet meer hoeft te vechten, hoef je ook niet meer te schreeuwen.
Al snel kwam ik erachter: hoe harder ik de behoefte heb om te schreeuwen, hoe meer ik mij in een omgeving bevind met mensen die me toch niet willen horen.
Ik hoef zelf nooit te schreeuwen, al helemaal niet tegen mezelf, ik luister zo ook wel.

Ik vind schreeuwende mensen ook niet leuk. Dan gaan mijn wenkbrauwen raar omhoog trekken, staat apart.
Af en toe kwamen er wel eens uitspraken uit iemands mond waarbij ik weer even op het puntje van m’n stoel schoot: “Pardon?”
Maar in plaats van reageren, incasseer ik vaak. Om het daarna met mezelf te evalueren (en als het echt een bullseye-opmerking was, roep ik mijn klankbordgroepje er even bij).

Het eindoordeel is altijd dat het me eigenlijk niet zoveel uitmaakt wat anderen zichzelf moeten verkopen om mij te tolereren.
‘Intens’ of ‘te veel’ hoor ik wel vaker.

Van de week kreeg ik er weer eentje:
“Dat klinkt zweverig, wat je zegt.”

Moet ik altijd om lachen. Zweverig.
Het woord is een eigen leven gaan leiden.

Ik ben juist de nuchterste tut die er rondloopt, eentje die haar eigen shit regelt.
Wij mensen kunnen helemaal niet zweven.
Ik ben geen Jezus die over het water kan banjeren. Mijn poezelige voetjes blijven lekker op de grond.

Dromen en fantaseren vind ik leuk hoor, maar zolang ze niet tot de mogelijkheden behoren haak ik al heel rap af.
Mijn tijd gaat naar wat wél kan.
En bij mij kan bijna alles, maar zodra het afhankelijk wordt van een ander poppetje ga ik het toch echt even anders doen, want ik wil niet afhankelijk zijn.
Ik droom alleen over wat ik zelf kan waarmaken en daardoor wordt het mijn realiteit.

Dus nee, ik kan niet vliegen, maar gevoelsmatig zie je me wel door het leven fladderen.
Dat komt omdat ik mezelf nooit verloochen — dat is pure vrijheid.

Dus als je mij zweverig vindt klinken?
Fantastisch.
Dan doe ik het precies goed.

Spiegel
Energie is iets raars, en ook iets vaags. Het is niet aanwijs- of tastbaar. Maakt het voor velen een illusie. Maar als iemand zegt: “Tjonge jonge, wat hangt hier een grafstemming”, dan vindt iedereen het (dood, haha) normaal om dit te beamen of te ontkrachten. Hihi, trap je er mooi even in hè, want energie (of als je het nog steeds wilt ontkennen: stemming) bestaat dus wel en het liegt nooit wanneer je het waarneemt.

Het allermooiste hieraan vind ik dat het automatisch het onderscheid maakt tussen dat wat klopt en dat wat niet klopt. Zo kan ik fantastisch goed lullen. Zet mij naast een random iemand en ik begin zo een heel gesprek over sokken, een stoelpoot of over dat ik het moeilijk kan begrijpen dat sommige mensen balsamico een meerwaarde vinden in dit leven. Maar als ik geen zin heb in praten, dan doe ik dat niet. Allebei vind ik hartstikke prima, voel ik nul ongemak bij.

Wat diepe filosofische gesprekken betreft, vind ik ook hartstikke leuk, voor de afwisseling. Ik dender namelijk de hele dag de trap op en af naar verschillende verdiepingen en vind ze allemaal leuk. Alleen die onderste laag? Tja, als er zich een gesprek voordoet waar mijn tere hartje ter sprake komt, dan ben ik de moeilijkste niet: kun je ’m krijgen ook. Ik zal alleen nooit van iemand vragen om hetzelfde te doen. Ik stel überhaupt geen vragen; je nodigt me zelf maar uit richting de kelder.

Ik ben op iedere verdieping hetzelfde. Dezelfde Elise, met dezelfde energie. Of ik nou praat of stil ben. Alleen ik sla niet aan op de eerste twee lagen. Ik vind het hartstikke leuk om te weten wat je doet, ik vind het knap, ik ben blij voor je en ik gun je de hele wereld. Alleen als je echt bij mij binnen wilt komen, moet je laten zien wie je bent.

En hier wordt het interessant, want energie kaatst altijd terug en dat maakt mij soms ook een hele confronterende spiegel. Dat wil ik niet zijn, doe ik ook helemaal niet expres, maar het gebeurt gewoon.

Want als je dat niet weet, ontstaat er een hele ongemakkelijke kloof. De energie verschuift omdat de ander zich kleiner voelt, omdat hij of zij het niet uit zichzelf kan halen maar alleen uit zicht- en meetbare prestaties. Maakt mij nog steeds niet uit, maar de ander soms wel, omdat de troefkaarten bij mij niet werken en de mogelijke stilte voelt als ongemak. En wat er dan gebeurt: het wordt een pingpongwedstrijd met één speler. Stuiteren zonder landing. Niet omdat ik iets mis, maar omdat de ander opeens voelt wat er in hem/haar ontbreekt.

Kun je twee dingen mee doen:
• Weglopen en zoeken naar mensjes die daar wel op aanslaan (wat daarbij helpt is om mij in je hoofd heel stom te maken en te denken dat ik degene ben die zorgt voor grafstemmingen).
• Of jezelf openbreken en laten zien. Dat laatste vind ik vooral cool — maar zelf weten.

Ik loop in ieder geval nooit zomaar weg.

Tompouche
Over laagjes gesproken: je mag mij vergelijken met een tompouce (wel eentje met zo’n slagroomstreepje erover, want ik vind die andere waardeloos, is het net niet wat mij betreft). En met mijn toestemming mag je er best van proeven, maar als je alleen voor het glazuur of de vulling kiest? Tja, gefeliciteerd: je kunt een oppervlakkig deel van mij krijgen, maar sorry man, je mist het beste stuk en je gaat me nooit behouden. Ik ben een geheel.

Het is me namelijk hartstikke gelukt om (bij) mezelf te blijven, zonder in te hoeven leveren.
Ik gun je nog steeds alles en ik geef erom.
Ik ben in staat mijn arm weg te geven voor de mensen die ik lief heb. Joh, vind ik zelfs een leuke uitdaging: dan train ik gewoon m’n andere arm wat meer en koop ik een prothese in de vorm van een hondenpoot. Lijkt me geinig.

Ik ga diep en ver. Ik werk keihard aan mezelf, voor mezelf. Maar ook voor anderen.

Ik wil gerust naar China rennen (mocht een van mijn hartjes dit van mij vragen, houd er dan a.u.b. rekening mee dat het écht noodzaak moet zijn, want het wordt in mijn hoofd heel duister wanneer ik duurloopjes moet doen, vind ik echt vreselijk). Maar als het helpt ben ik bereid het te doen.

Maar die kant moet je verdienen. Ja, ik bescherm mezelf.
Het geheel krijg je alleen als je zelf bereid bent je pootjes uit te steken, richting de kelder om te kijken wat daar ligt en wat dat over jou zegt. Wie jij bent.
Eerder zet ik ook geen extra stap.

Tot slot
Elke laag doet ertoe. Ook ik maak me schuldig aan het kopen van een overprijsd dun lapje stof omdat het zo’n mooi neonkleurig ding is met schattige kantjes terwijl eigenlijk niemand het ziet behalve ik als ik m’n broek naar beneden trek. Ook ik doe happy-shake-dansjes wanneer ik mezelf dwars door mentale barrières heb heen gebatst en met zweet in m’n bilnaad de finish bereik. Soms vind ik mezelf ook net een tikkie cooler als ik een nieuw feitje heb geleerd. Wist je bijvoorbeeld dat… Nee, laten we dit niet doen, met negen van de tien onderzoeksvragen die zich in mijn hoofd afspelen kun je he-le-maal niks.
Oh well, waar het op neerkomt? Het maakt mij tot één geheel.

Het leukste aan jezelf beschermen? Als je niet over je eigen grenzen of over die van anderen gaat, kijkt de spiegel je altijd heel snoezig aan. Het geweten heeft namelijk niks op te biechten.

Het begint altijd bij jezelf. Los van alle facetten waar je geen flikker aan kunt doen, want life can be a bitch. Hoef je mij niet te vertellen, she slapt me in the face several times. Voelde ik ook. Meermaals wou ik terugmeppen, maar weet je wat het is met oog om oog, tand om tand? Het enige wat dat oplevert is dat je zelf ook blind wordt en dat je gek gaat lachen en praten zonder mooie glimmertjes in je lekkere bekje (probeer maar eens.)

Getver, wat een lang verhaal voor iemand die eigenlijk niet zoveel weet.
Ja, dat bedoel ik: misschien snap ik er de ballen van, maar hey, voor mezelf houd ik het zo wel leuk en overzichtelijk.

Wat ik wel weet:
Ik doe alleen aan echt en eerlijk.
Vecht niet tegen me, strijd niet, beheers niet, controleer niet en behandel mij als gelijke.
Dan kunnen we het hartstikke goed vinden samen.

Mag dan wel een vurig type zijn, maar ik ben gemaakt om je aan op te warmen.
Alleen als je nooit hebt geleerd dat je niet met vuur moet spelen… tja, dan kun je je lelijk branden.

Mocht je mij om wat voor een reden niet aardig vinden of whatever?
Ik gun je nog steeds alles wat je ontbrekende hartje maar begeert.
Je mag mij dan wel niet echt zien, maar ik jou wel.

Het enige wat ik nog wil doen in mijn leven?
Me veilig voelen en daarnaast versterken, vertrouwen, verbinden en een verschil proberen te maken, door de beste versie van Elise te zijn die er bestaat. Dat is voldoende. Voor iemand — maar sowieso voor mezelf.

Is een beetje hetzelfde als lachen om je eigen grap: dan vindt tenminste iemand het leuk. Daarom doe ik dat ook altijd.

Welkom bij Elsewhere Visual 2.0.
En om te eindigen met de wijze, toffe Socrates:

I cannot teach anybody. I can only make them think.