Klotopaxi

Ik mag 100% geven. Ik kan 101% geven.
Mentaal kan ik tot 200% gaan.
Maar mijn lichaam bepaalt. Niet andersom.

Kraantje Pappie zegt heel mooi in een liedje:
Geen grens, geen grens
Ik ben in essentie niet per se een slecht mens
Ik heb in essentie niet per se een probleem
Maar ik heb de drank tot de knal zo extreem
Pompen


Ik vind hem sowieso helemaal te gek, maar dit nummertje ga ik helemaal lekker op. Als je het woordje drank voor drang vervangt en de rest van het nummer vergeet, zou het mijn lijflied zijn (in mijn tienerjaren kon het woordje drank overigens gewoon blijven staan).

Vorige week haakte ik af met mijn verhaaltje hier, wat ik al op mijn Instagram deelde. Ik werd weer even herinnerd aan een van mijn belangrijkste lessen die ik ooit opdeed, tijdens een van mijn extremere uitspattingen.

De afgelopen weken moest ik weer eens achter mijn oren krabben. Tijd om op de freeze button te drukken, want mijn lichaam en brein zijn het niet helemaal met elkaar eens op dit moment.

Ik vind het sowieso een mooi moment om hierover te schrijven, want morgen vier ik mijn hoogste bergsummit, die precies drie jaar geleden is. HIEPERDEPIEPJES

So let’s go.


Extreem

Vroeger, toen ik alles nog grappig vond, dronk ik veel. Ik heb altijd fanatiek gesport, maar toen ik nog voetbalde, lag de focus vooral op de derde helft. Van donderdag t/m zondag zat ik ergens op, aan (en als het heel gezellig was lag ik naast) de bar.

Daar liep ik het (vitaliteits)doel compleet mee voorbij, want ik scoorde vooral bier en bitterballen. Met als gevolg dat mijn enige raakvlak met de sport was dat ik de vorm van een voetbal had aangenomen. Geloven mensen vaak niet, maar het is echt. Ik was een tonnetje en daar werd ik niet blij van.

Als ik ergens flauw van ben, dan ben ik dat ook echt en houd ik mezelf liever niet voor de gek. Sommigen vinden mij extreem en dat mag, maar ik besloot van de ene op de andere dag, ergens in 2012, te stoppen met voetbal. Dat was mijn grootste verleiding en valkuil. Dus bye bye, ik kap ermee.

Ik had een goede personal trainer gevonden in wie ik alle vertrouwen had. Hij bedacht een plannetje om mij weer terug in shape te krijgen. Hoefde ik alleen maar naar te luisteren en uit te voeren. En als ik wil, kan ik dat goed. Het was dus ook binnen no time gefixt.

Perfecte match
Ik had het geluk dat ik gelijk een personal trainer in de arm had genomen die mij op precies de juiste manier wist te triggeren. Hij gaf mij de middelen om mijn doelen te behalen, maar wat hij vooral deed, is mij mentaal uitdagen. Eerst was hij mijn trainer, uiteindelijk werd hij mijn sportmaatje.

Met als resultaat dat ik leerde wat fysiek 100% geven is. Niet 50, niet 60, niet 77,2934002. Nee, alles. Met hem naast mij stond ik altijd op scherp.

Het is dan ook geen wonder dat we vandaag de dag nog steeds goed bevriend zijn. “Echte vriendjes maken elkaar beter,” schreef hij ooit eens aan mij.

Ik krijg regelmatig weleens complimentjes over mijn fysieke verschijning en prestaties, waarvoor dank. Vind ik helemaal lief. En ik ben ook best fit en sterk voor zo’n kleine smurf.

Mijn kracht heeft ‘m alleen nooit gezeten in mijn lichaam, maar altijd in mijn hoofd. Heb ik absoluut aan mezelf te danken, want ik ben de uitvoerder. Maar hij, mijn eerste personal trainer en vriend, is de grondlegger van deze basis. Die credits gaan hartstikke naar hem wat mij betreft.

Stofjes
Die kick die ik van het sporten krijg, door dwars door de mentale barrières heen te rammen? Dat is mijn drugs. Ben ik wel een tikkie verslaafd aan.

Adrenaline, dopamine, endorfine, serotonine — ja hoor, ik wil ze allemaal, want het is de lekkerste high die er maar bestaat. Bij mij was het lange tijd niet de vraag óf ik het haal, maar hoe.

Toen ik het reizen ontdekte, had ik niet altijd een gym binnen bereik. Maar die kick is gelukkig niet zo moeilijk te verkrijgen, want letterlijke hoogte- en dieptepunten geven voor mij diezelfde rush.

Dus haalde ik mijn PADI om met gekke grote, spannende beesten te knuffelen en ging ik steeds vaker hiken. Hoe hoger, steiler, instabieler, hoe leuker. Tussendoor sprong ik ook graag uit of van dingen af. Helemaal geinig en goed genoeg om mijn stofjes-spiegel stabiel te houden tussen het gymen door.

Eenmaal op wereldreis was het een groot speelparadijs aan mogelijkheden om mezelf weer een halve hartverzakking te bezorgen. Ik had in Colombia ook prima op iedere straathoek een snuifje kunnen regelen, maar daar moet ik echt niks van hebben. BO-RING.

Het was in Ecuador toen de natuur besloot dat ik een ander lesje nodig had dan mezelf fysiek én mentaal verslaan. POTVERDIKKIE, dat was me wat.

Vulkanen
Ik was in de hoofdstad van Ecuador (Quito) toen ik met een stel gelijkgestemde mafklappers een drankje aan het doen was. Zij lieten foto’s en filmpjes zien van hun recente beklimming, namelijk een vulkaan genaamd de Cotopaxi. Oftewel: een van de hoogste actieve vulkanen ter wereld.

Een van de jongens vertelde hoe hij een dappere poging had gedaan om de summit te bereiken. Maar na twee uur tijgeren in de sneeuw moest hij het toch opgeven, omdat hij gevoelsmatig stervende was. Een paar andere gasten hadden het wel gehaald.

Mijn laatste recordklim was de Acatenango in Guatemala, goed voor 3976 meter hoogte. Het was de bedoeling dat we die nacht gingen slapen, maar dat vond ik echt een waardeloos idee. Vanuit het tentje keek je namelijk uit op de actieve vulkaan Fuego, die de hele nacht vuurbommetjes explodeerde. Wat echt veel te mooi was om met je ogen dicht te bekijken.

Je snapt dat ik de hele nacht voor mijn tentje applausjes aan het uitdelen was en heel hard liep te joelen, omdat moedertje natuur zich waanzinnig aan het uitsloven was.

De heren hoefden dus niet verder te kletsen, want ik was overtuigd: een actieve vulkaan beklimmen (deze slaapt trouwens wel gewoon)?
Dat moet ik sowieso proberen!

Hoogtes
Ik ga geen hele uitleg geven over wat hoogte anatomisch precies met je doet. Het is alleen geen zekerheid dat je lichaam het een goed idee vindt. Hoe hoger je komt, hoe minder zuurstof er in de lucht zit.

Dat maakt dat je lichaam een soort prioriteitenlijstje afgaat. Als je snel stijgt zonder te wennen (acclimatiseren), kun je onder andere hoogteziekte krijgen, en dat heeft verschillende gradaties. Daarnaast moet je ook wel genetisch een beetje geluk hebben of je het überhaupt trekt.
Wij Hollandse vlaklanders zijn niet per se in ons voordeel, want euhm… hartstikke plat hier, op een verdwaalde zandbult na. Bij iedereen is de uitwerking anders.

Wat ik inmiddels weet, is dat ik rond de 4000 meter een beetje zeurende pijn in m’n dak krijg, maar verder ga ik helemaal lekker. Rond de 5000 meter heb ik standaard gevoelsmatig last van een hele smerige kater, maar daar kan ik nog prima op functioneren.

Slapen is ook een dingetje; dat lukt de meeste mensen niet meer. Ik wil toch even opscheppen, want mij wel. Is door het klimmen een bewezen talent, want ik verslaap mij gewoon voor een summitpoging omdat ik uren weg lig te tukken.

Eten is ingewikkeld. Je lichaam verbrandt meer, waardoor je wel moet eten, maar de zin verdwijnt compleet. Maakt niet uit wat het is.

Drinken is het allerbelangrijkste, maar dat de natuur niet helemaal berekend is op mensen die de behoefte hebben om zo dicht mogelijk naar de hemel te klauteren, wordt later wel duidelijk. Zijn oplossingen voor hoor, maar ik ben Elise, en zo goed voorbereid was ik niet.

Oh ja, en het is koud. Taffes koud. Waardoor je genoodzaakt bent om, naast je standaard klimgear, nog zo’n 23.532.920 lagen kleding mee te slepen. Wat goed is voor zo’n 15 kilo extra op je rug.

Funfact: als je geluk hebt, net als ik, sluiten je darmen tijdelijk de productiefabriek (want: geen prioriteit). Je hoeft dus niet bang te zijn dat je al die kleren uit hoeft te trekken op een berg (tenzij je moet plassen). Als je minder geluk hebt, wat minder vaak voorkomt, gebeurt het tegenovergestelde. Maar daar heb je luiers voor.

Dit klinkt toch dolletjes? Nou, vind ik wel.

Berggeitje
Afijn, het idee om de Cotopaxi te gaan beklimmen (wat goed is voor 5897 meter hoogte) werd ook in werking gezet.

We zaten al een tijdje in hoog gebied, maar om ons nog beter voor te bereiden, hadden we twee dagen voor de echte summitpoging de top van haar naastgelegen zusje, de Rumiñahui, bereikt. Wat goed was voor een nieuw record: 4721 meter. Ging super en ik voelde me top.

De dagen daarna veel rusten, chillen en vooral heel veel eten voordat het echte werk begon. We hadden vanaf ons dakterras uitzicht op de dikke pokkel die we zouden gaan beklimmen en man, man, man… daar kwam die heerlijke maar tikkie onzekere kriebel: wat doe ik mezelf in godsnaam aan?

Als het om dit soort beklimmingen aankomt, heb ik sowieso niet de illusie dat ik dit varkentje wel even ga wassen. Ik onderschat de natuur niet, want zowel mijn lichaam als de condities eromheen moeten mee willen werken. Bovendien was ik toen nog nooit op deze hoogte geweest, dus geen idee wat me te wachten stond.

Maar of ik 100% zou geven? Uiteraard.

De test
Toen het eenmaal zover was, kwam onze gids ons ophalen. Ik zeg nu alvast dat deze man een gouden vent is en de beste gids die ik ooit heb gehad.

We kwamen aan op de parkeerplaats, die op 4500 meter hoogte lag, om te beginnen aan onze klim richting de refuge, oftewel het basiskamp. Dit kamp ligt op 4863 meter.

‘Oh, maar 364 meter hobbelen? Easy peasy!’ Nou, daar ga je al. Op dit soort hoogtes is dit je test voor de gids.

Je loopt over sneeuw en rotsen een berg op die zo’n 60% graden de lucht in schiet, waar het zuurstofaanbod al zeer matig aanvoelt. We slaagden voor de test, want we kwamen binnen de ‘normale tijd’ rond 16:00 uur hijgend aan in het kamp. Pfoe, dit wordt euhm… interessant.

Een top- of summitpoging wordt altijd om middernacht uitgevoerd. Dit omdat je dan bij zonsopkomst aankomt voor het mooiste beeld, maar vooral omdat ’s nachts de zon niet schijnt (joh). Dat zorgt ervoor dat het gletsjerijs niet smelt, waardoor de kans dat je wordt bekogeld met sneeuwballen of rotsen minder groot is. Plus, de ondergrond is dan harder en dat loopt ‘iets’ prettiger.

Het basiskamp is trouwens geen gezellig, knus ingericht hokje. Het zijn altijd muffe hutjes met stapelbedden voorzien van met plastic omhulde matrassen. Je gaat daar ook niet douchen op zo’n berg; dat valt niet onder de voorzieningen.

Er staan een paar tafeltjes en stoeltjes om te eten en het meest luxe wat ze daar hebben staan, zijn crocks. Maak geen grap — het is ook echt hemels om na die lompe schuiten schoenen je teentjes even vrij te kunnen laten wiebelen.

Ik voelde me goed. Met goed bedoel ik dat ik prima kon eten, drinken en daarna lekker kon gaan knorren.

Om 23:00 moesten we ons klaarmaken voor de klim. Daar waar ik wakker moest worden gemaakt omdat ik weer eens in een coma lag (ik lag gevoelsmatig gewoon op NAP-niveau in een greppel), was mijn klimgezelschap allang wakker. Of eigenlijk: nog steeds, want hij had geen seconde geslapen.

Hij had last van hoogteziekte en zijn klachten waren dusdanig serieus dat Julian afraadde om de berg op te gaan. Hij besloot te luisteren, wat ik echt de dapperste beslissing vind die je kunt maken, want je speelt met je gezondheid.

Daarbij komt: als het hem toch niet zou lukken, dan hield het voor mij ook op. Je zit letterlijk aan elkaar vast. Het is niet dat je eventjes los kunt worden gekoppeld en zegt: ‘joh, gewoon rechtdoor teruglopen en als je een afgrond tegenkomt gewoon een sprongetje maken, goed?’
Je kunt zo’n klim niet ‘samen’ maken. Wel beleven, maar dat is iets anders. Het is echt ieder voor zich.

Dat hij niet meeging vond ik heel jammer, maar het gaf mij meer kans. Wat ik vandaag de dag nog steeds heel erg waardeer.
Ik moest mijn eigen lesje nog leren.

Klotopaxi
Het was 00:00 uur toen ik mezelf wederom had gevoederd om vervolgens als een Michelinpoppetje te worden ingesnoerd. Ik werd in een harnas gepropt en vastgebonden aan mijn favoriete gids.

We vertrokken als allerlaatste aan de tocht in het pikkedonker. Het gevoel dat dit geeft, is net als onderwater, bij mij het meest ultieme magische zen-gevoel dat ik kan bedenken. Je stapt een leegte in die uitzichtloos lijkt. Je ziet niks, behalve een heldere hemel vol sterren (als je geluk hebt) en onder je de schittering van sneeuw. Wat naast wind ook het enige geluid is dat je hoort: knisperende bevestiging dat, ondanks dat je denkt dat je stilstaat, je wel degelijk vooruitkomt.

De eerste uren gingen super. Step by step, take it easy, it’s your trip, you’re my challenge now. Dat was vanaf het begin af aan het motto van onze gids. Dit riedeltje speelde zich de hele tijd als een soort mantra af in mijn hoofd.

En hoewel je een tempo hebt dat gevoelsmatig in slowmotion lijkt af te spelen, gingen we echt heel snel. Voor we het wisten, hadden we iedereen ingehaald. Wat niet ons doel was, maar zo lekker gingen we.

Af en toe hadden we een verplichte drink- en eetpauze en met frisse tegenzin werd er dan chocola naar binnen gewerkt. Alles om het lichaam op gang te houden.

Ik vind kinderchocola normaal echt helemaal the shit. Dus ik had twee pakken verspreid binnen handbereik, op allerlei plekken gepropt om tussendoor aan te kunnen knagen.

Om 2:10 uur zaten we op 5230 meter hoogte. Temperatuur: -15. Om een beeld te geven: we hadden dus 2 uur en 10 minuten gedaan over 376 meter.

De gids vroeg om de zoveel meter: ¿Está bien? Waarop ik gemeend zei: Si, si, vamos! Daarna klommen we weer verder. Inmiddels was al mijn water bijna bevroren, want plastic fles. Had ik niet zo goed over nagedacht. Net als mijn chocola. Al sabbelend en likkend aan m’n chocola stopte ik de fles onder mijn vijf lagen kleding, in de hoop dat het weer een beetje zou dooien.

Eigenlijk weet ik niet zoveel meer van de eerste paar uren. Ik heb mijn reisjournal er ook even bijgepakt die ik destijds bijhield, om het een en ander boven te krijgen. Daarin staat ook dat ik he-le-maal in mijn eigen focusbubbel zat.

Het enige wat ik nog weet, is dat ik wel echt heel nodig moest plassen. Wat een enorm gedoe was, maar heel erg opluchtte. M’n gids had een prachtige kuil in het ijs gehakt waar we heel gemoedelijk tegelijk onze behoefte deden. Schept toch wel een band.

Mijn herinneringen beginnen pas vanaf toen. Het begon te bliksemen, waardoor af en toe alles werd opgelicht. Oranje flitsen kleurden de sneeuw en omgeving voor een seconde in. In de verte zag ik Quito. Pas toen werd ik me bewust van wat ik nou eigenlijk aan het doen was.

Julian gaf me de tijd om het in me op te nemen en zei dat we rustig aan konden doen. Als we dit tempo aanhielden, moesten we op de summit wachten op de zonsopgang en stilstaan met deze temperaturen is niet ideaal.

Het gevoel in mijn benen heb ik uitgezet, want die voelden zich wel steeds droeviger. Ik ging liever sneller, omdat het dan maar achter de rug was.

Nu ik door de flitsen een betere indruk had gekregen waar ik liep, begonnen mijn gedachten te razen. Ik merkte dat het steeds steiler werd en ik niet meer naar beneden wilde kijken, omdat er enkel afgrond was.

We kwamen aan bij een icebridge van ongeveer 2,5 meter breed. Ik zie Julian er nog zo soepeltjes overheen zweven terwijl ik in zijn voetsporen stap.

Ik schrik me alleen helemaal de pleuris wanneer ik merk dat ik met mijn icepeak volledig wegzak in de sneeuw en er gaten ontstaan. Af en toe vielen er brokken sneeuw naar beneden. Even schoot de gedachte door mijn hoofd dat het touw waaraan ik vastzat tussen Julian en mij toch wel een meerwaarde had.

Voor m’n gevoel was één misstap een garantie voor hartstikke dood, en wie weet had Julian dan nog wat kracht in zich om mij omhoog te slingeren.

Ik heb geen doodswens trouwens, mocht ik die indruk wekken. Ik vind het leven veel te leuk.

Focus, Elise, focus.

Bergafwaarts
Naarmate we hoger kwamen begon mijn lichaam echt in rap tempo af te takelen en daarmee begon ook voor mij het mentale spelletje. Kan ik heel stoer over gaan vertellen,
maar dat is gewoon een kutgevecht.

Mijn hoofd ging van smerige kater naar: er zit iets ongekends in mijn hoofd heel hard op de deur te bonken. Stop daarmee!!!

Ik wist dat dit punt zou kunnen komen en ik had met mezelf afgesproken dat ik pas ging zeuren als ik niet meer vooruitkwam. Iedere stap ging dwars door m’n schedel, maar mijn tactiek was positief denken.

Het meest irritante eraan is dat je, wanneer je eenmaal op de berg staat, de top niet meer ziet. Je ziet een top, van een top, achter de top z’n top. Er is geen punt waar je naartoe loopt, en dat voelt eindeloos.

We namen weer pauze en ik besloot Julian toch maar subtiel in te lichten over mijn klachten. Kon ook niet anders, want ik begon af en toe te kokhalzen.

Hij zei dat we het nog rustiger aan gingen doen omdat we nog steeds voorliepen op schema. Ik moest meer eten en drinken en als ik moest overgeven: lekker laten gaan.
Dat eten lukte echt niet meer. De rest leek niet zo’n probleem.

We gingen verder en inmiddels had iedereen ons bijna weer ingehaald. De laatsten kwamen eraan en de mannen reageerden vrolijk: “See you at the top, power girl!

Ik moest lachen en op dat moment besloot ik dat ik het hoe dan ook ging halen en riep bevestigend: “Yes indeed!”

Ik had ‘m weer volledig, mijn mindset. Alles stond op scherp. Maar hoe harder ik mezelf aan het overtuigen was, hoe meer mijn lichaam leek in te grijpen.

We bleven vooruitgaan, maar ik werd duizelig. De sneeuw en schittering deden zeer aan m’n ogen. Daar waar de sterren eerst heel mooi boven me stonden, zag ik ze nu ineens overal. WOW.

Gevoelsmatig stond mijn hoofd in de fik en ik kreeg het echt mega warm. Julian liep voor me en had niet eens door dat ik het prettiger vond om m’n handschoenen uit te trekken, twee van mijn sjaals af te doen en mijn jas open te trekken.

Julian roept ineens: “Het is nog maar 1,5 uur lopen”, terwijl hij me aankijkt. Hij ziet dat ik mezelf deels heb verkleed, loopt naar me toe, trekt m’n jas weer dicht, doet m’n sjaals weer om en reikt me mijn handschoenen aan. “You’ve got this”.

Hij vraagt of m’n klachten hetzelfde zijn of dat ze erger worden. Voorzichtig zeg ik dat het een tikkie erger wordt.

We gaan weer verder en ik heb inmiddels 1001 gesprekken met mezelf. Jemig Els, really? Je benen doen het toch gewoon, je gaat vooruit, dus niks aan het handje.

Voor het eerst kon ik de echte top ook zien.
So close but yet so far.

We lopen verder totdat ik ineens in elkaar zak in de sneeuw en er een vloedgolf aan kinderchocola tevoorschijn komt.

Julian komt naar me toe, werpt een kritische blik en zegt:
Het is klaar, we moeten zo snel mogelijk naar beneden”.

Het enige wat ik kon bedenken was: Nee, helemaal niet.
Je moet mij gewoon naakt in een foetushouding op deze berg laten liggen en mij met rust laten, ben er zo weer.
Ik had het inmiddels echt bloedverziekend heet en als ik mocht slapen, dan voelde ik mijn hoofd niet. Ik voelde me als de Fuego-vulkaan in volle explosie-stand.

Hij trok me omhoog, maar ik zakte net zo hard weer in elkaar. Hij zei dat afdalen het enige was wat me beter ging laten voelen en dat ik door moest.

Ik moest huilen, want ik wilde niet naar voor, naar achter, naar links of naar rechts. Ik denk dat ik nog nooit zoveel pijn heb gehad als toen. Hij sleepte me achter zich aan. Geen idee hoe ik het heb gedaan, half hallucinerend denk ik, maar we daalden af.
Ik heb ook geen moment meer gedacht aan die top.

Julian had ook gelijk, want ook al leek het een eeuwigheid te duren, ik knapte op. Inmiddels was de zon aan het opkomen en voor het eerst zag ik echt waar ik liep.

De kleuren van de lucht: oranje, geel en rood. De sterren en maan die plaatsmaakten voor de zon. Allemaal tegelijkertijd, met een eindeloos uitzicht.

Ik liep tussen gletsjers en overal waren fantastische ijskunstwerkjes. Een berg gevormd met ijslollies, aka pegels, die dropen langs de afgronden.

Een paar uur geleden had ik zoveel pijn dat ik dacht: Schei er alsjeblieft mee uit. Maar daar was ik sprakeloos.
Ik bleef stilstaan met het mooiste uitzicht dat ik ooit heb gezien.

Het dalen ging uiteraard sneller dan de klim en het laatste stuk was een steile, rechtstreekse weg naar beneden, waar je de refuge al zag liggen.
Julian ontkoppelde ons en ik vroeg of ik het laatste stuk alleen mocht lopen. Het ging weer goed en we zetten beiden onze eigen muziekjes op, waarbij hij alvast vooruit liep.

Heel even plofte ik in de sneeuw om alles in me op te nemen. De kleur op mijn gezicht had dezelfde als die van de omgeving. Ik was echt een sneeuwwitje en doodop.

Beneden werd ik opgewacht door mijn gezelschap. Daar waar Julian me een dikke knuffel gaf om te zeggen hoe fantastisch ik het had gedaan, brak ik voor het eerst echt.

Fuck, ik heb het helemaal niet gehaald.

De echte kater
We zaten op 5620 meter toen we af moesten dalen. Nog maar 277 meter verwijderd van de summit.

Twee weken heb ik last gehad van een kater. Niet lichamelijk, maar wel mentaal. Dat had allereerst te maken met dat ik de pijn niet meer direct terug kon halen. In mijn hoofd maakte ik het kleiner. Zo erg was het toch niet?

Het was voor mij niet de vraag óf ik het had kunnen halen, want ik weet dat ik op mentale kracht de top had kunnen bereiken, al moest ik kruipen. Maar soms maakt je lichaam zonder pardon van een hoe een óf.

Pas toen ik de hoe er weer bij pakte, begon ik er vrede mee te krijgen. Leuk die top, maar als ik was doorgegaan, moest ik ook nog terug.

De waarheid is dat de pijn wel erg genoeg was. Nu had ik het weten te beperken tot een zeer ongemakkelijke momentopname. Maar als ik verder was gegaan, had ik mezelf misschien wel helemaal de vernieling in geholpen. Het was te gevaarlijk. Punt.

Toen ik er vrede mee kreeg, werd dit mijn meest wijze les ooit op het vlak van extreme uitdagingen.

Ik mag 100% geven. Ik kan 101% geven. Mentaal kan ik tot 200% gaan. Maar mijn lichaam bepaalt. Niet andersom.

Moedertje natuur
Toevallig werd ik vrijdag nog uitgemaakt voor zweefteef, waar ik heel hard om moet lachen, want dit is een paradox. Ik ben namelijk heel nuchter, alleen ik heb wel zo mijn overtuigingen.

Waar ik het allermeeste in geloof, is dat niemand bepaalt behalve de natuur zelf.

In Zuid-Amerika leven vooral veel Inca’s en zij geloven in de Pachamama (oftewel de moedergodin, de aarde). Nu ben ik het niet helemaal eens met hun vroegere rituelen om kinderen te offeren (vind ik persoonlijk wat overdreven), maar het is wel een mega-intelligent volk waar ik veel inspiratie uit haal.

Ik geloof er dan ook heilig in dat het niet halen van de Cotopaxi mijn winst was, volgens haar.

Twee maanden later was ik in Bolivia, toen ik mijn zinnen had gezet op een andere berg. Eentje van 6088 meter hoog.

Even heb ik getwijfeld of ik wel weer een poging moest doen, maar het bloed kruipt waar het niet gaan kan. Mijn nieuwsgierigheid en lust naar het proberen en mezelf uitdagen wonnen.

Van tevoren had ik van mijn dokter hoogteziektemedicatie meegekregen. Maar ik wilde liever voelen wat mijn lichaam zelf aankon en besloot het opnieuw zonder te proberen.

In mijn reels, op mijn Instagram, deel ik de beelden van deze klim. Ik verklap alvast: de natuur vond dat ik mijn lesje had geleerd en liet mij toe op de top. Ik mocht een nieuw record neerzetten.

Terugkerende les
De afgelopen twee jaar heb ik fysiek aan een stuk doorgedenderd. Dagelijks sporten, wandelen, bewegen etc.

Iets wat goed is voor mijn geest, want ik word er oprecht rustig (en blij) van. Ook voor mijn lijf, want ik ben daardoor fit. Maar er stond wel altijd iets tegenover: ik daagde mezelf steeds uit om te verbeteren, meestal als voorbereiding op wedstrijden.

Afgelopen december liep ik bijvoorbeeld spontaan een marathon. Terwijl ik geen renner ben en het meestal ook geen klap aan vind. Ik moet veel te lang met jezelf in gesprek en de stofjes blijven bij mij uit. Toch deed ik het. Niet omdat ik iets moest bewijzen, maar gewoon omdat ik nieuwsgierig was of ik het kon.

En ja, ik heb hem uitgelopen. Niet uitgerend, dus vraag maar niet naar mijn tijd.

Het klimmen, duiken en al die uitdagingen doe ik niet om anderen te verslaan. Ik wil gewoon zien wat er mogelijk is. Echte vrienden maken elkaar beter is een uitspraak waar ik het hartstikke mee eens ben. Die hoeven je niet te overtreffen. Vinden anderen dan misschien een paradox, maar dat is niet mijn probleem. Ik wil gewoon weten waar ik zelf sta.


Tot slot
Ik drink nog steeds af en toe graag een borrel om het leven en overwinningen te vieren. Maar de stofjes die vrijkomen als ik mezelf uitdaag? Daar kan niks tegenop.

De afgelopen jaren ben ik ook steeds beter geworden in mezelf remmen tussen de extreme uitdagingen door. Maar af en toe komt de Klotopaxi weer even tevoorschijn.

Die berg zal trouwens voor altijd mijn mooiste beklimming ooit blijven, maakt niet uit hoeveel hoger of dieper ik nog ga komen.

Ik weet wat mijn lichaam kan en wat niet. Ik ken het door en door. Heel lang kwam ik ermee weg, ook zonder rustdagen. Maar na mijn laatste wedstrijd kreeg ik de ene na de andere blessure. Ik merkte dat ik een soort chronisch moe aan het worden was.

Dan denk ik aan die klote berg. Even mijn lesje erbij halen. Soms zit het er gewoon niet in en moet je toegeven aan je rust, zonder verwachtingen.

Dat is wat ik nu aan het doen ben: remmen en terug naar de basis. Zodat ik straks mezelf letterlijk en figuurlijk weer naar hogere levels til. En mezelf weer even versteld kan laten staan wat dit kleine gompie eigenlijk allemaal wel niet kan.

Of je het nou idioot vindt of inspirerend, één ding weet ik wel. Want soms ben ik ook best wel wijs (gemaakt, want ik leer door te doen en te luisteren):
Je mag er fysiek nog zo sterk uitzien, maar dat zegt niks over of je het daadwerkelijk bent. Het kan namelijk ook gewoon een lege verpakking zijn die de boel probeert te verdoezelen.

Kracht zit aan de binnenkant. En dat is toegeven. Toegeven wat wél en wat niet kan. Zelfs als je daarvoor je verwachtingen moet bijstellen.

Nou, prachtige boodschap weer. Ik ga weer even in mijn bos liggen voor een zenrondje. Niet omdat het moet, maar omdat ik daar zin in heb. Om daarna de rest van de dag horizontaal de binnenkant van mijn ogen te bekijken.
Er is toch geen vulkaan in de buurt die me afleid.

En anders ga ik weer kleuren, verven, lezen, puzzelen of overmatig strijken. Blijk ik ook best rustig van te worden, maar was ik even vergeten, tussen het druk zijn door.