
“Misschien Thailand, of Sri Lanka.
Of misschien eindig ik als freelance schrijvende sambaltester in Vietnam.”
Sommige mensen willen heel graag op de MainStage staan. Dat mag, en dat geeft ook helemaal niks, we houden allemaal van optredens. Betalen we zelfs voor, ik ook. Maar ik bouw liever m’n eigen podium. Zoals hier.
Sinds ik dat ben gaan doen, voel ik een bizarre rust. Vooral vergeleken met hoe ik me voelde toen ik nog schreef op Instagram.
Daar kun je ook alles zeggen — maar je bent er makkelijker vindbaar, en ik vind het juist leuk dat de mensen die mij hier opzoeken ook echt willen weten wat ik te zeggen heb. Zonder hartjes of actieknoppen. Helemaal lekker, dat eenrichtingsverkeer.
Mijn persoonlijke Instagram is — ben ik achter — gewoon voor de oppervlakkigere dingen des levens. Vaak doe ik een koprol, en soms gooi ik een diepe quote eruit. Laatst wilde ik gewoon even kwijt dat ik niet snap waarom men gevulde paprika maakt, want alles flikkert uit elkaar en dan eet je óf prut óf paprika. Maak dan gewoon ratatouille. Vrij nutteloos bericht, maar blijkbaar wél intrigerend genoeg dat ik er reacties op krijg.
En ondertussen kijk ik naar de rest van de massa en hun content. Van random
“in je neus peuteren is vies” tot
“ik ben een grote influencer, dus koop dit wasmiddel, dan ruik je ook een keer lekker” tot diepzinnige
“toen ik mijn dag begon met augurkensap en iedere ochtend vijf minuten deed alsof ik een bij was, kwam ik tot de kern van mijn bestaan.” *Volg me voor meer tips*.
Maar ik focus me vooral op dingen die ik interessant, leerzaam of grappig vind. En natuurlijk op mensen die ik lief vind, en die hun kindekes, hond of dwarsfluit willen promoten.
Eigenlijk ben ik zelf ook gewoon een hele dwarse fluit. Want niet alleen bouw ik mijn eigen podium, ik loop ook nog eens een route zonder bewegwijzering — met een kapmes in m’n hand en zand tussen m’n bilnaad. Scoort ook niet zo goed op Insta.
Vragen
Er zijn een aantal hele normale vragen die je wel eens voorbij hoort komen:
“Wat is je droombaan?”,
“Wil je kinderen?”,
“Heb je zin in rode bieten?”.
Al die vragen kan ik prima beantwoorden, maar ze missen altijd de kern bij mij.
Maar HOERA, dit is mijn podium… Dus ik stel ‘m maar gewoon zelf: “Waar zou je dat dan willen uitvoeren/opvoeden/verorberen, Elise?”
Nou, wat leuk dat je het vraagt. Ik maak er een verhaal van, goed? Laten we teruggaan naar waar het begon.
Backpackontmaagding
In 2015 ging ik voor het eerst met mijn backpack op reis naar Thailand. Het was mijn eerste kennismaking met Azië en mijn voorgevoel werd al snel bevestigd: het is hier te gek. Ik kwam aan, en de vibe daar is helemaal mijn ding. Er hing iets zachts in de lucht. Alsof het leven daar niet om regels draaide, maar om ruimte.
Twee voorbeeldjes: als om 13:00 de bus komt, kan het ook prima 15:00 worden — of helemaal niet.
Wanneer je een shop binnenkomt lopen, kan het best zijn dat je over iemand heen struikelt omdat de eigenaar ligt te maffen. Om beiden kan ik heel hard lachen. En ik lach nog harder wanneer dit omstanders frustreert.
Want nou én? Je bent in fucking Thailand, verzin wat anders leuks om te doen.
“Ja maar het is warm.”
Dan had je maar naar Antarctica moeten gaan. Spring in een zwembad of vraag bij de dichtstbijzijnde Seven Eleven (bekende supermarkt) of je tussen de curry mag liggen in het vriesvak.
“Ja maar nu mis ik mijn vlucht en ik heb een belangrijke vergadering over hoe we ons hondenvoer beter kunnen promoten.”
Ah ja shit, nu gaat Pedigree vast failliet.
“Ja maar mijn kind wil dat olifantenbeeldje en we zijn gewend dat we altijd meteen worden geholpen. Wie betaalt, bepaalt toch?”
Beste persoon: dit land hoeft zich niet aan te passen aan jou, want jij bent op visite. En als je ze vraagt om te helpen, doen ze dat allemaal maar wat graag. Met de meest warme, oprechte lach waar veel mensen nog wat van kunnen leren. Ze zijn gewoon een stuk chiller. Dus kallum, want anders raak je echt oververhit.
Die reis was trouwens niet het stereotype succesverhaal, hoor. Alhoewel — als je niet met een pleister of verbandje om vertrekt, heb je het volgens de backpackhandleiding eigenlijk niet goed gedaan(meestal dankzij drank).
Ik had ook verbandjes. Maar geloof het of niet: die kwamen niet van emmertjes alcohol atten terwijl ik met een neonbeschilderd piemellijf een krokodil zat te eten op een full moon party.
Ik kreeg broodnuchter een scooterongeluk waarbij mijn schedel het tegen de straat moest opnemen. De straat won, met als gevolg dat ik hartstikke knock-out ging en in een pick-up naar een privékliniek werd gebracht door een stel locals, waar ik — in het gezelschap van loslopende kittens — werd dichtgenaaid met elf hechtingen. Ja, dat was me wat.
Wat mij het allermeest is bijgebleven van die trip? Niet al het moois, niet het ongeluk zelf, maar de mensen.
De dagen daarna moest ik iedere dag naar de kliniek voor het verschonen van de wond en een dubbelcheck, want er waren zorgen over een schedelbreuk (werd uiteindelijk uitgesloten door middel van een röntgenfoto in een oude garage. Die drie keer opnieuw moest terwijl de verpleegsters naast me stonden te kletsen. Wat nou straling).
Drie dagen werd ik opgehaald en weer weggebracht door de zoon van de dokter. Ze haalden zelfs boodschappen voor me. Iedere dag was zo’n beetje hetzelfde, en iedere keer als ik aan ze vroeg wat ze ervoor wilden hebben, was het antwoord heel resoluut: “No, no, no.” Waar ik echt niks van snapte.
De laatste dag vroeg ik nogmaals aan de liefste en meest bekwame dokter ooit: “wat kan ik voor jullie doen?”. De medische kosten werden uiteraard wel verrekend, maar ze deden veel meer dan dat en ik wilde dit hoe dan ook ‘belonen’. Hij keek me aan en zei: “Karma will pay us back. You take care of yourself.”
Ja, daar kan ik echt van janken — vind ik prachtig.
Reizen
Na Thailand was ik compleet verkocht. Er was iets veranderd waardoor ik mij nooit meer helemaal thuis heb gevoeld in Nederland. Lange tijd kon ik niet uitleggen wat het nou precies was.
Ik ben niet het type dat zegt: als je jezelf wilt vinden, moet je over de wereld gaan zwerven. Je neemt jezelf hartstikke mee — maar ik hield wel heel erg van de persoon die ik op reis was. Er was iets anders aan haar.
Er volgden meer reizen en vakanties, maar mijn allergrootste droom was om een wereldreis te maken. In 2020 begon dit avontuur — opnieuw in Thailand. Maar na twee weken werd ik teruggefloten vanwege corona. Dat was de eerste keer dat er roet in mijn plannen werd gegooid.
Twee jaar later — dit keer samen met m’n ex — durfden we het opnieuw aan. We vertrokken in 2022 voor onbepaalde tijd, met Colombia als eerste bestemming. Na vijf maanden in Zuid-Amerika trokken we verder naar Midden-Amerika. Tot mijn droom wéér werd stilgelegd. En niet om de reden die de meeste mensen te horen kregen. Dus keerden we opnieuw, tijdelijk, terug naar Nederland.
In 2023 deed ik een derde poging, dit keer beginnend in Kenia.
En we weten inmiddels hoe dat is afgelopen.
Mijn droom? Definitief in duigen.
Tja, als je nu nog niet overtuigd bent dat ik een koppige volhouder ben… dan weet ik het ook niet meer.
Oh wacht — lees maar verder.
Ik ben nog steeds niet klaar.
De terugreis
Toen ik van mijn wereldreis terugkeerde naar Nederland, ging het (JOH) niet zo lekker met mij. Ik had mezelf het vliegtuig in gesleept en kreeg een stoel in het midden van het midden toegewezen. Toen er drie Sri Lankaanse mannen kwamen aanlopen, nam één van hen plaats naast me. We begroetten elkaar, maar daar bleef het bij.
Hij keek droevig. Ik ook, denk ik.
Ik had nog nooit eerder in mijn leven in het vliegtuig gedronken, maar toen de stewardess eraan kwam en vroeg wat ik wilde hebben, zei ik met volle overtuiging: “Gin and a little bit of tonic, please.” De man naast mij bestelde whiskey. We keken elkaar aan en zeiden tegelijk: “cheers”, waarbij we synchroon onze drankjes achterover klokten.
Hij vroeg waar ik heen ging, maar ik had geen zin om het over mezelf te hebben, want dan ging ik huilen. Ik gaf een kort antwoord en verschoof de aandacht naar hem.
De man vertelde dat hij naar Griekenland ging om te gaan werken. Hij had geen idee wat voor werk en waar precies. Ze zouden op het vliegveld worden opgepikt. De mannen waarmee hij was, had hij net ontmoet op het vliegveld; ze hadden hetzelfde plan.
In Sri Lanka konden ze geen werk krijgen en ze moesten hun families onderhouden. Zijn vrouw was zwanger en zou met een maand bevallen. Met een beetje geluk kon hij het kindje over een paar jaar ontmoeten. Dus.
De rest van de vlucht hebben we het op het zuipen gezet, gehuild en gekletst. Om vervolgens tijdens onze tussenstop in Dubai aangeschoten afscheid te nemen. Hij bedankte mij met een hele warme knuffel voor het luisteren — iets wat behoorlijk idioot voelde, want er is zoveel meer wat ik voor hem had willen doen, maar hij niet wilde. Dus ik bedankte hem voor het vertrouwen. Maar eigenlijk bedankte ik hem omdat hij me wederom liet inzien dat mijn problemen makkelijker op te lossen zijn dan die van hem.
Ik heb heus ook recht om zelf te brullen, maar reizen heeft er mede voor gezorgd dat ik in een split second kan schakelen en relativeren.
Het kan altijd veel erger. Deze man was daar wederom het bewijs van.
Het gras is niet groener aan de overkant — sterker nog, dat is misschien wel het meest waardevolle aan al mijn reizen: wat ik meermaals heb mogen aanschouwen. Die gruwelijke verhalen en straatbeelden heb ik net zo goed opgeslagen. Zo weet ik hoe littekens van kogels eruitzien door een vluchteling uit Myanmar. Hoe vel over bot er in het echt uitziet in Afrika. Wat crack met je doet als je een zwerver bent in Colombia, enzovoort.
Oftewel: de gevolgen van armoede, oorlogen, honger en geweld. Dat is droevig en hartverscheurend — en iets wat je liever niet wilt horen of zien. Maar ik ben blij dat ik me er nooit voor heb afgezonderd of het de rug heb toegekeerd. Ik wilde het zien.
Het zijn mijn meest kostbare lessen. En dat van dichtbij meekrijgen is o.a. waarom reizen voor mij zo verrijkend is.
Eenvoud
Waarom ik bovenstaande verhalen deel over mijn reisjes? Omdat al die mensen uit mijn verhalen vaak iets met elkaar gemeen hadden: ze waren ongelofelijk vriendelijk, dankbaar en werden blij van de kleinste dingen in het leven (de crackheads uitgezonderd).
Want leed verbíndt en maakt je bewust van wat ertoe doet. Dat zijn, naast de basisbehoeften (zuurstof, voedsel en vloeistof) om überhaupt te kunnen bestaan: gezondheid, gezien, gehoord, geliefd worden en lachen.
En het is zo simpel — maar het is bizar wat het doet, als dit het enige is waar het écht om gaat en je daar ook naar leeft.
Reizen is natuurlijk fantastisch, omdat je meestal naar plekken gaat waarbij je het gevoel hebt met je rugzakje zo een ansichtkaart in te stappen. Beetje strandhoppen, feestje, cocktailtje, keer een cultureel tripje of een adrenaline-shot door van een berg te springen voor de variatie. De LEVEN noemen ze dat. Voor mij was het iets anders.
Sommigen zijn gemaakt voor optredens — ik ben gemaakt voor eenvoud. En die vond ik daar, elke dag weer door gewoon om me heen te kijken.
Het was nooit het lang-leve-de-lolbeeld waar ik verliefd op ben geworden; het was de manier waarop ze het leven daar doen, die het voor mij als thuiskomen liet voelen.
Ik kan daar uren over vertellen, en heb er talloze voorbeelden van. De rest van de verhalen? Die krijg je als je met me op een stoepje gaat zitten. In het echt.
Nederland
Waarom ik niet geloof in soulsearch-reizen, is ook precies de reden dat ik twee jaar geleden weer op Nederlandse bodem terechtkwam.
Ik had ook het klooster in kunnen gaan in Thailand, of een ayahuasca-ceremonie in de Amazone kunnen bijwonen in de hoop dat ik al kotsend de oplossing vond. Maar in plaats van andermans overtuigingen klakkeloos aan te nemen, laat ik mij liever begeleiden naar mijn eigen waarheid — vóórdat ik dat soort uitspattingen overweeg.
Nederland was voor mij echt de beste plek daarvoor. Ook omdat ik mijn familie en vrienden harder nodig had dan ooit tevoren.
Ik heb al genoeg verteld over mijn bezigheidstherapie hier, dus daar begin ik ook niet wéér over.
Maar hoe hard ik deze plek ook nodig had, het gevoel dat het ‘tijdelijk’ was, is nooit weggegaan.
Ik mag tot volgend jaar in de woning blijven die ik op dit moment huur, en al meermaals kreeg ik de vraag:
‘Wat ga je hierna doen, Els?’
En er kwamen allerlei antwoorden voorbij de afgelopen jaren, maar er is er eentje die ik altijd een beetje in een verzachtende vorm goot.
Ik zal even bewijzen dat ik een mens ben.
Het antwoord dat ik niet over mijn giechel kreeg, is het antwoord dat me het meest bang maakt.
Wat meteen het ultieme, fantastische bewijs is
dat dit het juiste en goede antwoord is voor mezelf.
Namelijk:
ik wil naar het buitenland.
‘Anders’
Ik wil namelijk andere dingen dan de meeste mensen. Ik deel vaak applausjes uit, en dat meen ik ook oprecht.
Wanneer er iemand in een dikke auto aan komt scheuren, krijg je van mij een dikke duim. Nee, twee zelfs — good for you. Carrière maken en je omzet verdubbelen? Helemaal te gek! In een uitverkocht theater optreden met je xylofoon? Ik ben erbij en ik juich en joel de hele tent doof. Topacrobate en een podiumplekje? You fucking rock!
Maar vraag het niet van mij, want het hoeft van mij allemaal niet per se.
Twee keer heb ik mijn inboedel verkocht, en paste alles in een rugzak. De afgelopen maanden liep ik door huis en het enige wat ik dacht was: “Klasse Els, je hebt in twee jaar heel eenvoudig je kledingkast vertiendubbeld omdat je er gezellig bij wilt hobbelen.”
Terwijl ik eigenlijk het liefst half naakt door huis loop.
Wat ook de reden was dat ik altijd een appartement op de hoogste verdieping had — zo zag niemand me. Dat heb ik nu niet meer, en ik heb geen zin om de gordijnen op standje anti-gleur-buur te hangen want ongezellig. Wat nu weer een prachtig excuus is voor m’n kleding-impulsaankopen (Els-logica).
De mensen die ik tegenkwam in het buitenland, keken naar mij alsof ik de jackpot had gewonnen toen ik op deze aardkloot werd gelanceerd.
“Ik wou dat ik haar was.”
En dat snap ik — de mogelijkheden die ik heb, zijn ook echt bizar groot.
Maar als ik naar hén keek, dacht ik vooral: het ‘meer’ is nooit wat mij gelukkig heeft gemaakt. Het is juist de eenvoud die mij raakt. En die zij vaak beter weten te bewaren dan ik.
Ook al gun ik hen natuurlijk exact diezelfde overvloed aan kansen.
Want dat is wat ik hier niet bij kan benen: het méér, sneller, beter, groter — en eenmaal goal bereikt, er nog twintig scheppen bovenop.
De afgelopen twee jaar ben ik er vaak weer ingetrapt, dat dit gelukmakend zou moeten zijn.
Alleen: de beloning daarvan is vaak van zo’n korte duur, dat ik ondertussen allang weer op en neer sta te springen omdat ik een egel in de bosjes zag — waar ik nog blijer van werd.
Mijn wereldreis was het constante bewijs: ik heb het allemaal niet nodig.
Mijn ex was de enige getuige in mijn leven die het bijna elke dag herhaalde als we onderweg waren: “Op reis ben je op je mooist.” Daar was ik het altijd volledig mee eens, want daar kon ik mijn eenvoud beter bewaken.
Hij was ook de enige die écht gezien heeft wat er met mij gebeurt als ik reis — omdat ik altijd met hem of alleen ging. Niemand anders heeft die versie van mij van dichtbij meegemaakt.
Daarom was de reis zelf ook niet alleen mijn droom; het was ons plan om onderweg een plekje te zoeken waar we ons definitief wilden settelen, ergens in Azië.
Ik heb heel lang gewild dat ik het ‘gewone’ leven hier genoeg zou vinden — zoals zovelen anderen. Ook voor mijn lievelingen, die niet tekortdoen met wie ze zijn. Zij zijn de reden dat ik dit het allermoeilijkste vind om eraan toe te geven.
Vaak zeg ik tegen mensen: “Dat kan dieper,” waarop zij zeggen: “Klopt, en jij mag zachter.”
En daar zit precies mijn manco: in een wereld die vraagt om harde randen, voelt het soms alsof ik m’n zachte kant moet bewaren voor speciale gelegenheden. Terwijl ik die juist het mooist vind.
Alleen tja… Als ik ‘m laat zien, wordt er ook wel eens mee gesurft óf overheen gewalst.
Dus als ik hard klink, is dat meestal omdat ik gewoon niet meer wil laten gebeuren dat iemand z’n eigen verhaal over dat van mij heen tettert.
De afgelopen jaren heb ik veel moeten loslaten. En niet iedereen kon daar even goed mee omgaan. Er is me zelfs achteraf verweten dat ik anderen in de steek liet omdat ik mijn droom volgde. OUCH, slap in the face.
Het liefst wilde ik dat het genoeg was om applausjes uit te delen aan anderen — alleen ik kan niet meer meekomen in de norm hier. Word ik steeds minder blij van.
Ik probeer alles te snappen, maar ik betrap mezelf er steeds vaker op dat ik begrijpend knik, terwijl mijn brein stiekem fluistert: “Maar is dit probleem eigenlijk wel zo groot? De wereld vergaat toch niet?!” (En ja, ik weet: voor iemand anders misschien wél. You see the problem)
Tot slot
Dus wat is de bedoeling? Dat proberen wat voorheen ook al het plan was. Ik wil mijn reis afmaken en ondertussen kijken of Azië inderdaad mijn ‘thuis’ is. Geen idee of het lukt, want dit is ook het enige plan dat ik heb: het uitvinden. Waarbij de meeste mensen de nekharen al overeind gaan staan want er is geen hoe-wie-wat-waar. Alleen een globaal stappenplan. Ik heb altijd al mijn kompas gevolgd — oftewel: mijn gevoel. En dat zegt, nee schrééuwt eigenlijk al jaren: DIE KANT OP JIJ!
Voor nu betekent dat: keihard werken en zoveel mogelijk zekerheden opbouwen om op terug te vallen. Op reis blijf ik ook gewoon werken, maar een beetje buffer voelt toch wel fijn. Ondertussen sorteer ik weer al m’n verzamelde shitzooi tot het weer netjes in één tasje past (vijf bikini’s en slippers: check).
Wat ik vooral óók ga doen, is enorm genieten van alle lievelingen hier — in alle eenvoud. Want fuck, ik ga ook heel veel missen. Geen stress trouwens: dat vertrek staat pas ergens in 2026 gepland. Dus voorlopig ben ik er gewoon nog hoor — in m’n veel te volle kledingkast.
En als je me vraagt: “Els, wat is jouw droombaan? Wil je kinderen? Heb je zin in rode bieten?” — dan weet ik wat ik wil — alleen nog niet precies waar. Misschien Thailand, maar misschien word ik wel wakker in Sri Lanka of ga ik toch eindigen als freelance schrijvende sambaltester in Vietnam. Wie zal het zeggen?
In mijn hoofd ziet mijn dag er ooit — misschien — zo uit: ik mag verhalen vangen — op beeld én op papier. (Dream big: ik schrijf een boek.) Aan het einde van mijn werkdag klap ik de laptop dicht en ik hobbel naar zee. Mijn ouders en zus zijn op bezoek, want ik heb net een kind uitgepoept en ze hebben een meet & greet ingepland. Aangezien ik niet aan kinderwagens doe, zit baby de hele dag aan mij vastgeplakt in een draagdoek. Dus helaas voor hen moet ik mee. We gaan met z’n allen eten terwijl de zon onderzakt. Mijn moeder krijgt rode bieten, want dat is haar lievelingseten, en voor de rest, inclusief onze lokale vriendjes fix ik pizza (baby heeft mijn kamelenbulten binnen handbereik, dus no worries about that). M’n aan de haak geslagen vent sluit ook aan na zijn werk en komt op zijn scooter aangesjeesd om ons te vergezellen — voorop zit ons andere kind. Hij rent in één streep naar zijn matties, in zijn nakie. Mijn vader kijkt me vragend aan terwijl hij naar kind 1 kijkt en zegt: “Waarom heeft hij geen kleren aan?” Waarop ik op mijn beurt mijn schouders ophaal en trots zeg: “Hij lijkt op zijn moeder.”
Of… ik blijf een eeuwige vrijgezel en die kiddo’s passen dan niet helemaal in het plaatje, wat ook goed is. Ik werk in de Seven Eleven waar ik dagelijks chagrijnige zakenmannetjes de weg naar de vriezer moet wijzen omdat het zo warm is en ze vertraging hebben. Daarnaast help ik locals waar het kan. Maar ik sluit alsnog mijn dag tevreden af, ook met bekende lievelingen vanuit Nederland die ik af en toe op zoek en zij mij. En als ik chagrijnig ben, zeg ik: “Bestel alvast even biertjes voor iedereen, ik loop even naar de zee om die negativiteit van me af te spoelen — ben zo terug.” Om daarna bietjes met pizza te eten, en eenmaal in bed alsnog te gaan schrijven. Gewoon voor mezelf. Omdat ik daar blij van word.
Welke van de scenario’s het ook wordt, ik draai op karma — en wie er ook aan de knoppen zit? Boeddha, God, Jezus, Mohammed, de maan? Hopelijk matcht het bij wat ik geef.
En misschien streef ik naar een illusie. En dan mag iedereen zeggen: “Jij en je idiote plannen ook altijd. Zie je nou wel, Els? Hier in Nederland is het veel beter!” Dan krijg je van mij gelijk. En weet ik dat ook weer. Maar wat het ook wordt?
Het is tijd om het in ieder geval te gaan proberen.
Kunnen we trouwens dramatisch over gaan doen, maar als het me wél lukt, hebben heel veel mensen er een vet leuk vakantieadresje bij.
HIEPERDEPIEP.
Shit, nu wil iedereen dat ik ga… want anders valt die bonus in duigen.