
“Alsof ik tegen Google — mijn brein— kan zeggen:
“Turn off feelings.”
Er zijn twee dingen die ik van kinds af aan al heel leuk vind. Het eerste is knuffelen. Niet met iedereen hoor, ik waarschuw alvast, want ik kan ook bijten (tenzij je een dier bent, dieren mogen altijd knuffels). Maar als ik iemand ken en lief vind, bestaat er een grote kans dat ik je vanuit enthousiasme wel eens om je nek vlieg. Wanneer iemand wil ingrijpen, is het vaak al te laat. Ik kijk op zo’n moment niet naar de ander en of die er wel zin in heeft. Sorry.
Het tweede is psychologie.
Mentale kietels
Vroeger, toen ik ook al klein was (ik was zelfs te eigenzinnig om mijn groeispurt te voltooien), lag ik bijna altijd na het avondeten in de armen van mijn vader op de bank. Vaak gewoon lekker te snoezelen, maar af en toe liep dat uit de hand en begonnen we te ouwehoeren. Hij ging mij dan vaak kietelen en dan gierde ik het uit. Ik weet niet hoe oud ik was, maar ineens zei mijn vader met een strakke blik en bloedserieuze toon tegen mij: ‘En nu stoppen met lachen, want jij kunt tegen kietelen.’ Snapte ik eerst geen fluit van, maar naarmate hij dit herhaalde, begon ik het door te krijgen.
Hij wilde mij niet drillen hoor, het was gewoon een onschuldig, geinig mentaal trucje wat hij mij aanleerde. Hij bleef het herhalen, en hoe meer ik mij erop ging focussen en hoe vaker ik het tegen mezelf zei, hoe beter ik het onder de knie kreeg. Met als resultaat dat ik uiteindelijk als klein frummeltje tegen kietelen kon. Vond ik heel cool.
Knoppen training
Wat ik inmiddels over mezelf weet, is dat ik dit soort spelletjes al mijn hele leven met mezelf speel. Al van kleins af aan heb ik mezelf onbewust getraind om dat aan- en uitknopje nog beter te beheersen. Alsof ik tegen Google — mijn brein — kan zeggen: ‘Google, turn off feelings.’ Waarop zij bevestigend zegt: ‘Uw gevoelens zijn uitgeschakeld. Veel plezier!’
Knikkende knieën en haaienliefde
Nu ben ik van mezelf ook altijd al een beetje een extreme dodo. Als frummeltje moest ik ook altijd overal op, over en onderdoor, ik kon nooit eens normaal over de stoep lopen. Ik vind nieuwe dingen proberen en mezelf uitdagen gewoon helemaal geinig. Dat maakt dat het kan lijken alsof ik geen angst ken, maar dat is absoluut niet waar. Alleen, ik heb geleerd de stemmetjes te negeren. Zie je vooral terug in mijn sport, want daar kan ik, als ik er lekker in zit, mezelf ook uitschakelen als ik mij goed focus. Lichaam zegt vanzelf BOEM en dan is het HO. Ook daarbuiten werkt het prima. Zo zijn haaien mijn lievelingsdieren en wil ik het liefst ook met hen knuffelen, dus duik ik naar de diepere, duistere onderwaterwereld terwijl ik mij hartstikke bewust ben dat er kans bestaat dat ik fucked ben als ze nog niet hebben geluncht. Ik spring van kliffen, uit vliegtuigen — en ooit wil ik de deadzone trotseren, want bergbeklimmen is een van m’n hobby’s.
Klinkt hartstikke stoer, maar doe ik allemaal met knikkende knietjes terwijl ik tien kleurtjes produceer. Op het moment suprême schreeuwt alles: ‘Oh shit Elise, really?’ Als een klein, nerveus, giechelend meisje roep ik dan: ‘3, 2, 1′, schakelaartje uit, niet meer nadenken en gewoon doen. FINGERS CROSSED.
Is alleen wel één ding voor nodig: ik moet me van tevoren kunnen voorbereiden.
Lawine
Hier ging het twee jaar geleden bij mij eventjes compleet mis. Want ik kreeg één jaar lang, uit het niks, een lawine aan ‘VERRASSING!’ om de oren. En ik houd dus helemaal niet van grote verrassingen, want dan kan ik mij niet voorbereiden.
Mijn brein heeft nog een functie: dat ik, zodra het over mezelf gaat, ik overal een grapje van maak. Komt denk ik omdat de schepper/opperbevelhebber die mij op de wereld lanceerde het toch wel zielig vond dat ik automatisch alles overdenk, en mij daarom wat balans wou meegeven.
Ter voorkoming dat ik zelf niet gek word of regelrecht in een depressie beland met mijn diepe vraagstukken, is dat een fijne tegenhanger. Houdt het lekker luchtig.
K.O.
Alleen was één van die verrassingen voor mij een vreselijke nachtmerrie. Waardoor ik onbewust veranderde in een doodsbang klein kind en het liefst weer in mijn papa zijn armen op de bank lag. Niet om te kietelen, maar omdat het daar veilig was.
Nu ben ik een enorme optimist en is het in mijn hoofd vaak rainbows and unicorns, maar deze kon ik zelfs met mijn brein absoluut niet rechtbreien. Welkom in het leven, waar soms niks grappigs aan is en we allemaal wel een keer knock-out worden gemept. Dolletjes.
Toen het gebeurde, kreeg mijn lichaam wel echt een signaaltje met: ‘BOEM, HO, FREEZE.’ En de verwachting daarop was, van een van de hoofdrolspelers in die nachtmerrie, dat ik mijn uitknopje gebruikte en mijn gezellige, grappige brein haar trucjes liet doen om het te kunnen verteren. Het was gewoon ‘nooit’ gebeurd, maar daardoor ging ik op den duur alleen maar meer naar de piepjes.
Verstoppertje
Ik heb het wel geprobeerd hoor, om erover te praten, maar dan kreeg ik een stopsignaal. Ander onderwerp, want deze is niet leuk. Dus deed ik wat ik goed kan met mezelf: spelletjes. In dit geval werd het verstoppertje: ‘8, 9, 10, wie niet weg is, is gezien!’
Een half jaar lang hield ik helemaal mijn mond, maar dat spelletje heb ik hartstikke verloren. Ik mag dan wel een fanatieke Bambi zijn, mijn onderbewustzijn was veel sneller. Ik weet ook niet zoveel meer uit die tijd, wat gek is, want ik heb een olifantengeheugen. Behalve dat mijn relatie ondertussen hartstikke dood aan het gaan was — en ja, daar vond ik ook wat van — maar het voelde vooral als bliksemafleider van wat er écht speelde. Is weer een verhaal apart. ‘VERRASSING.’”
Duiken
Gelukkig ben ik Bambi en geen struisvogel, want omdat ik inmiddels wat verwerkingstijd had gehad, wist ik dat het tijd was om dit stukje zijn bestaansrecht terug te geven. Deze strijd ging ik niet alleen aankunnen, en daar kwam mijn praatpaal om de hoek.
Mijn knopje had ik helemaal naar de getver geslagen; UIT-AAN-UIT-UIT-AAN-UIT, en dat was dan ook het eerste wat gerepareerd moest worden volgens haar. Was ik het met frisse tegenzin helemaal mee eens.
Dus: duikbril op voor goed zicht. Zuurstoffles voor het geval ik dacht te stikken, en springen maar. Straight into het diepere, duistere hol, op naar de bodem. Daar waar hongerige haaien zwemmen en clownsvisjes je uitlachen (en ik vind clowns echt heel eng!).
Ik snap wel waarom mensen daar niet graag naartoe gaan. In de eerste instantie is het echt niet fijn daar. Mijn ouders waren degenen die als enigen echt hebben gezien hoe ik eraan toe was als ik weer boven water kwam met een plak zeewier op mijn hoofd. Was moeilijk voor hen, want de eerste keren kwam ik boven als een snikkende warboel, happend naar zuurstof en totaal van de kaart. Het enige wat ze konden doen, was mij vasthouden totdat ik weer terugkwam in de realiteit en mij ervan bewust werd dat het slechts een momentopname was, dat ik veilig was en het achter mij lag.
Waar ik zo bang voor was?
De keerzijde van de mens. Dat slechte verhaal ga ik inhoudelijk delen, maar alles op z’n tijd. Zoals ik zei: je moet geduld met mij hebben. Wat voor nu volstaat, is dat ik zo hard in mijn waarde werd geraakt dat het enige vertrouwen wat over was, voornamelijk nog in mezelf zat — en ook ik weet: dat is niet goed.
Om dat te verbreken (open)baarde — ha-ha — ik het zo’n negen maanden ook aan een select clubje mensen die ik nog wel vertrouwde. Daar kwamen er nog een paar bij, maar daar bleef het bij.
Niet jokken
Mijn papa behoorde daar uiteraard ook bij, en ouders horen zich zorgen te maken om hun kind. Zo ook die van mij. Mijn eerlijkheid heb ik aan hen te danken, want het is altijd de nummer 1 regel geweest in ons huis: lieg niet. Kan ik dus ook niet. Zelfs al zou ik het willen, ik ben echt Bambi, want mijn ogen verraden mij meteen, heb ik geen controle over. Vond ik altijd verschrikkelijk irritant, want daardoor loop ik gevoelsmatig ook altijd naakt rond te paraderen. Maar overal is een oplossing voor: lang leve het knopje, want wat ik niet voel, kan ik ook niet over liegen. HAA.
Zoektocht
Ergens eind vorig jaar had ik een keer een serieus gesprek met mijn ouders over het verleden, en wij draaien nooit ergens omheen. De waarheid mag bij ons best pijn doen, want het is altijd vanuit liefde. Mijn vader en ik zijn verbaal aan elkaar gewaagd, en hij is een wijs man met fantastisch inzicht en advies. Waarin ik hem vaak als dwarse kleine kleuter al mokkend toch gelijk moet geven. BAH. In dat gesprek zei hij ineens: ‘Elise, ik wil je geen pijn doen en ik vind het heel moeilijk om dit te zeggen, maar ik maak mij zorgen. Ik ben heel bang dat jij je hele leven lang blijft zoeken naar iets wat je nooit zult vinden.’ Ik zag aan hem dat het hem echt raakte.
Op dat moment zei ik niks anders dan: ‘Ik weet het, pap’, waarop ik hem vervolgens alleen maar heel hard wilde knuffelen. Ik had van alles kunnen zeggen op dat moment, maar het had niet uitgemaakt. Het enige wat ik wist was: je zit er dit keer naast.
Een van de dingen die omstanders moeilijk kunnen snappen van mij, is dat ik doorga wanneer anderen stoppen. Als je tegen mij zegt: ‘We gaan naar de bodem’, dan zeg ik: ‘Okee’, om eenmaal daar ook nog een kuil te graven om er zeker van te zijn dat daar niet nog wat onder ligt. Je wilt niet weten hoe vaak ik te horen heb gekregen: ‘Joh Elise, het is ook een keer genoeg hè, tijd om verder te gaan.’ Maar zelden vroeg men waarom. Hier het antwoord: omdat daar schatten liggen.
Keer op keer ging ik weer terug, en steeds vaker kwam ik alleen naar de oppervlakte, zonder dat iemand mij op hoefde te vangen. Het werd daar ook steeds comfortabeler. Het donker werd eigenlijk heel aangenaam zelfs. De haaien deden niks en ik stak gewoon mijn tong uit naar alle clowns. Ik had mijn luchtige brein als wapen, die haar trukendoos opentrok. Iedere keer als ik echt dacht te gaan verzuipen, was ironisch genoeg mijn redmiddel dat ik het verhaal in mijn hoofd nog veel erger ging maken. ‘Het zou echt zo kut zijn als ik nu kramp krijg in mijn kuit tijdens het zwemmen, dan wordt het echt een takke lijdensweg. Pfoh, gelukkig is dat niet zo.’ En door… Het was daar op de bodem eigenlijk heel kalm, en in mijn hoofd kon ik er zelfs kerstverlichting ophangen en een leuk liedje zingen. Ge-zel-lug.
Gecontroleerde chaos
Het werd gewoon een nieuw normaal. Blij en verdrietig, licht en donker — het ging prima samen. De hoogtepunten werden nog mooier, de dieptepunten de meest waardevolle lessen. Het maakte alles nog puurder, nog intenser. En dat is precies hoe ik het leven wil doen — en waarom ik in de ogen van velen ook zélf intens ben, of soms zelfs als ‘te veel’ word gezien.
Mijn vader sprak zijn angst uit, omdat ook hij — net als anderen — bezorgd was dat ik zoek naar iets wat niet bestaat. En dat ik daardoor uitgeput en teleurgesteld achterblijf.
Maar mijn diepte- en hoogtepunten hebben nooit een eindbestemming gehad. Ik heb zelf geen finish, want ik ben nooit klaar zolang ik hier nog de tijd krijg om te leren, te ontdekken, te voelen.
Dat is mijn doel hier op deze aardkloot: zoveel mogelijk ervaren. Ook als het eng is. Ook als het totaal niet leuk is.
Zolang het maar écht is.
Dus blijf ik met mijn snorkeltje en bergschoenen gewoon denderen richting de uitersten als ik dat nodig vind. En als ik dan ooit ten onder ga? Dan heb ik het in elk geval wél geprobeerd.
Tot slot: Ik ben iemand
Dat knopje heb ik nooit vernietigd. Sterker nog: ik heb ’m beter leren beheersen. Ik heb ’m ook nodig. Zolang ik me bewust blijf van wanneer ik hem gebruik, en het niet inzet om te ontkennen maar om te beschermen, vind ik het helemaal prima.
Want ja — met de billen bloot gaan maakt je kwetsbaar. En dus bepaal ik soms heel bewust: jij mag mij niet lezen. Jij krijgt mijn mooiste versie niet.
Die kan ik heus wel weer aanzetten, hoor.
Maar dan moet de ander bereid zijn om zijn eskimopak uit te trekken. En nee — niet alleen je sokken als vredesoffer. Gewoon: met de billen bloot.
I’ll show you mine, if you show me yours.
Hoe dat precies werkt? Kom ik in het volgende verhaal op terug.
Afijn, mocht je denken: Tjeez Els, wat een heftige meuk gelijk al. Klopt. Ik heb het zelf ook geprobeerd weg te lachen, maar dat oppervlakkige gedoe werkt gewoon niet bij mij. Er komen heus ook gezelligere verhaaltjes aan, maar ja — Goede tijden was ook waardeloos geweest zonder de Slechte tijden. Dus die krijg je als eerste van me. En waar dit verhaal jou misschien vijf minuten kostte, kostte het mij uiteindelijk twee jaar. Maar daar klaag ik ook niet over.
Wat ik wél met trots kan zeggen, is dat ik in mijn hele leven nog nooit een uitdaging uit de weg ben gegaan — en dat ook niet van plan ben.
Het is totaal niet comfortabel. Sommige gevoelens blazen je zó hard van je sokken dat je ze het liefst zou uitschakelen.
Maar ja — dan mis je ook precies dát wat het leven écht maakt.
En eigenlijk is dat het enige wat ik hoop dat mensen ooit over mij zeggen:
Ik vond haar wel of niet leuk — maar ze was wel iemand.
En waarom dat niet voor iedereen vanzelfsprekend is om te mogen zijn?
Daar werken we vanzelf naartoe.